ECLI:NL:GHDHA:2018:3760

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
18 januari 2019
Zaaknummer
22-001215-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van gewelddadige woningoverval met getuigenverklaringen als bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1991, werd beschuldigd van het medeplegen van een gewelddadige woningoverval op zijn stief-oma in Rotterdam op 31 maart 2015. De overval werd gekarakteriseerd door geweld en bedreiging, waarbij het slachtoffer werd vastgebonden en bedreigd met een op een pistool gelijkend voorwerp. De verdachte maakte misbruik van de situatie, aangezien de man van het slachtoffer kort daarvoor was overleden. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, en dit vonnis werd in hoger beroep bevestigd. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de getuigen betrouwbaar waren, ondanks het verweer van de verdediging dat deze onbetrouwbaar zouden zijn. Het hof hechtte waarde aan de consistentie van de getuigenverklaringen en de bevestiging daarvan door historische gegevens van de telefoon van de verdachte. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar, waarbij het hof ook rekening hield met eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. Het hof constateerde dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, maar besloot dat dit geen invloed had op de opgelegde straf. Het verzoek van de verdediging om de voorlopige hechtenis op te heffen werd afgewezen, omdat de gronden voor de voorlopige hechtenis nog steeds aanwezig waren.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001215-18
Parketnummer: 10-730024-16
Datum uitspraak: 21 december 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 15 maart 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1991,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting van dit hof op 7 december 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 maart 2015 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 1.000,- euro (20 maal 50,- euro) en/of 4 flessen drank (te weten 2 flessen Bacardi Lemon en/of 2 flessen Black Label) en/of een mobiele telefoon (merk Alcatel, type One Touch C7) en/of een (foto)camera met oplader en/of een nep gouden (schakel)armband en/of 2 zilveren ringen en/of een paar gouden hangers/oorbellen en/of 3 gouden ringen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangeefster], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- tonen van een pistool, althans een op een pistool gelijkend voorwerp, aan die [aangeefster] en/of
- het richten van een pistool, althans een op een pistool gelijkend voorwerp, op die [aangeefster] en/of
- in een kamer duwen van die [aangeefster] en/of
- vastbinden van die [aangeefster], door de handen van die [aangeefster] vast te tapen en/of door een kabel/tiewrap (strak) om de handen van die [aangeefster] te bevestigen en/of - meermalen, althans eenmaal, (strak) wikkelen van tape rondom het hoofd van die [aangeefster], waarbij de mond van die [aangeefster] werd afgedekt, althans het plakken van tape op de mond van die [aangeefster] en/of
- zetten van een pistool, althans een op een pistool gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [aangeefster] en/of - tegen die [aangeefster] zeggen dat zij zou worden neergeschoten en/of
- trekken van een ring van een vinger van die [aangeefster] en/of
- opsluiten van die [aangeefster], door een deur van de kamer waarin die [aangeefster] zich bevond op slot te doen en/of door de voordeur van de woning waarin die [aangeefster] zich bevond op slot te doen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Gevoerd verweer
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen afgelegd door de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] onbetrouwbaar zijn en derhalve niet bruikbaar zijn voor het bewijs. De raadsman heeft er op gewezen dat de verklaringen die de getuigen bij de politie en bij de rechter-commissaris hebben afgelegd op essentiële punten tegenstrijdig zijn. De raadsman heeft in dat verband voorts gewezen op de verklaring die de getuige [getuige 3] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd, nu deze getuige heeft verklaard over de redenen die [getuige 1] en [getuige 2] zouden kunnen hebben om belastende verklaringen af te leggen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof ziet in hetgeen door de verdediging is aangevoerd geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de voor het bewijs gebruikte inhoud van die verklaringen te twijfelen. De verklaringen die de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] bij de politie hebben afgelegd komen in de kern overeen en zij hebben hun verklaringen bevestigd bij de rechter-commissaris. De naar het oordeel van het hof kleine verschillen in hun verklaringen doen niet af aan de betrouwbaarheid daarvan, temeer nu de getuigenverklaringen bevestiging vinden in de historische gegevens van de telefoon van de verdachte en van de medeverdachte [medeverdachte]. De onderdelen van de verklaringen die zien op het vuurwapen en de camera vinden bovendien bevestiging in de aangifte.
De verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] zijn naar het oordeel van het hof betrouwbaar en kunnen dan ook voor het bewijs worden gebezigd.
Gelet op het vorenstaande hecht het hof geen geloof aan de verklaring van de getuige [getuige 3] voor zover deze heeft verklaard dat [getuige 1] ‘maar een verhaaltje heeft verteld’ en voor zover hij heeft gesuggereerd dat [getuige 1] en [getuige 2] leugenachtig hebben verklaard.
Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks31 maart 2015 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 1.000,- euro (20 maal 50,- euro) en
/of4 flessen drank (te weten 2 flessen Bacardi Lemon en
/of2 flessen Black Label) en
/ofeen mobiele telefoon (merk Alcatel, type One Touch C7) en
/ofeen (foto)camera met oplader en
/ofeen nep gouden
(schakel
)armband en
/of2 zilveren ringen en
/ofeen paar gouden hangers/oorbellen en
/of3 gouden ringen
, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [aangeefster],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [aangeefster], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld bestond
(en
)uit het
- tonen van
een pistool, althanseen op een pistool gelijkend voorwerp
,aan die [aangeefster] en
/of
- het richten van
een pistool, althanseen op een pistool gelijkend voorwerp
,op die [aangeefster] en
/of
- in een kamer duwen van die [aangeefster] en
/of
- vastbinden van die [aangeefster], door de handen van die [aangeefster] vast te tapen en
/ofdoor een kabel/tiewrap (strak) om de handen van die [aangeefster] te bevestigen en
/of- meermalen
, althans eenmaal,(strak) wikkelen van tape rondom het hoofd van die [aangeefster], waarbij de mond van die [aangeefster] werd afgedekt
, althans het plakken van tape op de mond van die [aangeefster]en
/of
- zetten van
een pistool, althanseen op een pistool gelijkend voorwerp
,tegen het hoofd van die [aangeefster] en
/of- tegen die [aangeefster] zeggen dat zij zou worden neergeschoten en
/of
- trekken van een ring van een vinger van die [aangeefster] en
/of
- opsluiten van die [aangeefster], door een deur van de kamer waarin die [aangeefster] zich bevond op slot te doen en
/ofdoor de voordeur van de woning waarin die [aangeefster] zich bevond op slot te doen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
De verdachte heeft zich in de ochtenduren samen met een ander schuldig gemaakt aan een brute en gewelddadige overval op zijn stief-oma. Het slachtoffer was alleen in haar eigen woning. Zij is daar bedreigd, onder meer met een op een pistool gelijkend voorwerp, haar handen zijn vastgebonden en er is tape om haar hoofd en over haar mond gewikkeld. Het slachtoffer is vastgebonden en opgesloten achtergelaten. Zij is bestolen van geld en waardevolle heel persoonlijke eigendommen, zoals de gouden trouwring van haar eerste echtgenoot, welke ring van haar vinger is getrokken, en andere sieraden. De verdachte heeft bij het beramen van de overval misbruik gemaakt van de wetenschap dat de man van het slachtoffer, de opa van de verdachte, kort daarvoor was overleden. Met een smoes over een afspraak met de thuiszorg, is de verdachte samen met zijn mededader binnengekomen. De verdachte heeft zich daarbij onherkenbaar gemaakt door zijn gezicht te bedekken. Met dit alles heeft de verdachte een voor het slachtoffer zeer beangstigende situatie gecreëerd. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort gewelddadige feiten de gevolgen daarvan nog jarenlang met zich meedragen. Uit het dossier volgt dat het slachtoffer sinds de overval moeite heeft andere mensen nog te vertrouwen. Dergelijke feiten veroorzaken bovendien angst en onrust in de samenleving.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 november 2018. Daaruit blijkt dat de verdachte in het verleden meermalen onherroepelijk is veroordeeld waaronder, zij het langer geleden (2006 en 2010), wegens het begaan van soortgelijke feiten. Die veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden het in deze zaak bewezen verklaarde feit te begaan.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van een reclasseringsadvies d.d. 8 juli 2016 en van een Pro Justitia rapportage d.d. 18 mei 2016 opgemaakt door psycholoog drs. J.P.M. van der Leeuw. De psycholoog rapporteert dat de verdachte weigert mee te werken en dat hij niet in staat is de gestelde onderzoeksvragen te beantwoorden. De reclassering rapporteert dat eerdere interventies als een PIJ-maatregel en behandelingsinspanningen door de Waag onvoldoende resultaat hebben gehad en acht de kans op herhaling groot. De reclassering acht zich niet in staat een advies te geven over eventuele interventies, gezien de weigering van de verdachte mee te werken aan verdere diagnostiek.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden, nu de behandeling in eerste aanleg niet is afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de hiervoor genoemde termijn. De verdachte is op 24 februari 2016 in verzekering gesteld. De rechtbank heeft vonnis gewezen op 15 maart 2018. Dat maakt dat de redelijke termijn met ongeveer 3 weken is overschreden. Gelet op de beperkte overschrijding van de redelijke termijn alsmede de voortvarende behandeling van de zaak in hoger beroep zal het hof volstaan met de enkele constatering van deze inbreuk.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat na te melden straf een passende en geboden reactie vormt.
Verzoek opheffing voorlopige hechtenis
De raadsman heeft ter terechtzitting verzocht het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen, gelet op de bepleite vrijspraak.
Het hof wijst het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis af, nu de gronden en bezwaren die hebben geleid tot de voorlopige hechtenis nog steeds aanwezig zijn.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af.
Dit arrest is gewezen door mr. A.J.M. Kaptein,
mr. T.E. van der Spoel en mr. B.P. de Boer, in bijzijn van de griffier mr. L.A. Haas.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 december 2018.