ECLI:NL:GHDHA:2018:3728

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2018
Publicatiedatum
11 januari 2019
Zaaknummer
22-005132-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor rijden onder invloed van alcohol met een auto

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1991, werd beschuldigd van het rijden onder invloed van alcohol. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 juni 2016 te Delft als bestuurder van een personenauto heeft gereden, terwijl zijn adem een alcoholgehalte vertoonde van 410 microgram per liter uitgeademde lucht, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. In eerste aanleg was de verdachte vrijgesproken van het onder parketnummer 96-117684-16 ten laste gelegde, maar veroordeeld voor andere feiten onder parketnummer 96-038457-17. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen, die vroeg om vernietiging van het vonnis en veroordeling tot een geldboete van € 400,00, subsidiair acht dagen hechtenis. Het hof heeft geoordeeld dat het vonnis waarvan beroep niet in stand kan blijven, omdat het hof zich daar niet mee kon verenigen. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een geldboete van € 400,00, met een voorwaardelijke hechtenis van acht dagen en een proeftijd van één jaar. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die zijn leven heeft gebeterd en zijn rijbewijs opnieuw heeft gehaald.

De uitspraak is gedaan in het belang van de verkeersveiligheid, gezien de ernst van het feit en de gevolgen van rijden onder invloed. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen, waaronder de Wegenverkeerswet en het Wetboek van Strafrecht. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005132-17
Parketnummers: 96-117684-16 en 96-038457-17
Datum uitspraak: 23 november 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 22 november 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1991,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 9 november 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder het parketnummer 96-117684-16 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder feiten 1 en 2 met parketnummer 96-038457-17 ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van € 1.200,-, subsidiair tweeëntwintig dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met een proeftijd van twee jaren. Omtrent de in beslag genomen personenauto is beslist als in het vonnis waarvan beroep omschreven.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Blijkens de akte instellen hoger beroep van 4 december 2017 is er onbeperkt hoger beroep ingesteld. Blijkens de “akte intrekken rechtsmiddel” van 7 november 2018 richt het hoger beroep zich uitsluitend tegen de in eerste aanleg genomen beslissing ter zake het bij parketnummer 96-117684-16 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van het hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – ten laste gelegd dat:
(parketnummer 96-117684-16)
hij op of omstreeks 6 juni 2016 te Delft als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 410 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 400,-, subsidiair acht dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 96-117684-16 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks6 juni 2016 te Delft als bestuurder van een voertuig,
(personenauto
), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 410 microgram
, in elk geval hoger dan 220 microgram,alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdediging betoogd dat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat op grond van de stukken in het dossier niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat er sprake was van een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994. In dit verband heeft de raadsman toen aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat het ademanalyseapparaat was goedgekeurd, omdat een door het Nederlands Meetinstituut afgegeven verklaring van goedkeuring (hierna: NMI-verklaring) van het betreffende ademanalyseapparaat zich niet in het dossier bevindt.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bovengenoemd verweer niet gehandhaafd. De verdediging heeft zich wat betreft een (eventuele) bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Ondanks het ter terechtzitting in hoger beroep ingenomen standpunt van de verdediging acht het hof het in het belang van de rechtsvinding om het in eerste aanleg gevoerde verweer van de verdediging te bespreken.
Met het oog daarop stelt het hof het volgende vast.
Op grond van artikel 4, eerste lid, van het Besluit alcoholonderzoeken (Stb. 1997, 293, vervallen met ingang van 1 juli 2017) diende een ademanalyseapparaat te zijn voorzien van een geldige verklaring van goedkeuring. Die goedkeuring diende te worden afgegeven door een door de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen keuringsinstelling.
Ingevolge artikel 1 Regeling ademanalyse (vervallen met ingang van 1 juli 2017) was het Nederlands Meetinstituut belast met de goedkeuring van deze ademanalyseapparaten. Het Besluit alcoholonderzoeken en de Regeling Ademanalyse hielden niet in dat de verklaring van goedkeuring onderdeel van het strafdossier diende uit te maken.
Vast staat dat in het dossier geen NMI-verklaring aanwezig is. In het dossier bevindt zich wel een schriftelijke weergave van het resultaat van de ademanalyse, het zogenaamde Honac formulier. Hierop is vermeld dat het Nederlands Meetinstituut het in de onderhavige zaak gebruikte ademanalyseapparaat had goedgekeurd tot 18 oktober 2016. Uit dit bewijsmiddel blijkt dat het desbetreffende ademanalyseapparaat was voorzien van een geldige verklaring van goedkeuring.
Het hof is dan ook van oordeel dat er sprake was van een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft onder invloed van alcoholhoudende drank een auto bestuurd. Het is een feit van algemene bekendheid dat door het gebruik van alcohol de concentratie, de waarneming en het reactievermogen negatief worden beïnvloed. De verdachte heeft met zijn handelwijze de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.
Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte zijn leven heeft gebeterd. Zo heeft hij opnieuw zijn rijbewijs gehaald en werkt hij weer bij zijn oude werkgever, waar hij eerst ontslagen was. In deze omstandigheden ziet het hof aanleiding de geldboete voorwaardelijk op te leggen.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout,
mr. C.H.M. Royakkers en mr. O.E.M. Leinarts, in bijzijn van de griffier mr. G. Schmidt-Fries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 november 2018.