ECLI:NL:GHDHA:2018:3727

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2018
Publicatiedatum
11 januari 2019
Zaaknummer
22-001786-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Rotterdam inzake diefstal en pogingen daartoe

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 april 2018. De verdachte, geboren in 1971 en thans gedetineerd, is beschuldigd van diefstal door middel van braak en twee pogingen daartoe. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij hij op 13 juli 2017 in Rotterdam, op 15 juli 2017 in Valkenswaard en op 30 mei 2017 in Best, in vereniging met anderen of alleen, heeft geprobeerd goederen weg te nemen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat heeft geleid tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om het vonnis te bevestigen afgewezen, omdat het hof zich niet kon verenigen met het eerdere vonnis. De verdediging heeft een alibi gepresenteerd, maar het hof achtte dit niet aannemelijk. De verdachte heeft geen blijk gegeven van berouw en de kans op recidive is groot, wat heeft geleid tot de beslissing om de gevangenisstraf op te leggen.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-001786-18
Parketnummer: 10-741462-17
Datum uitspraak: 16 oktober 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 april 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1971,
thans gedetineerd in [PI].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 2 oktober 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 13 juli 2017 te Rotterdam tezamen een in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen
- ( een) medaille(s), en/of
- een computer/notebook (merk Samsung), en/of
- een (linnen) tas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen medaille(s), computer/notebook en/of (linnen) tas onder zijn bereik had gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2:
hij op of omstreeks 15 juli 2017 te Valkenswaard tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen op/aan de [adres 2] weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s), en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen/geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, door het inslaan/eruit halen van (een) ruit(en) en/of het forceren van het/de slot(en) van de tuindeuren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3:
hij op of omstreeks 30 mei 2017 te Best tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 3] weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3], in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen/geld onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, door met een breekvoorwerp, althans een hard en/of scherp voorwerp (het slot van) een deur te breken/forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op
of omstreeks13 juli 2017 te Rotterdam
tezamen een in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen
-
(een)medaille
(s
), en
/of
- een computer/notebook (merk Samsung), en
/of
- een (linnen) tas,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [aangever 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte,zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen medaille
(s
), computer/notebook en
/of (linnen
)tas onder zijn bereik had gebracht door middel van braak
, verbreking en/of inklimming;
2:
hij op
of omstreeks15 juli 2017 te Valkenswaard
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte
en/of zijn mededader(s)voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen op/aan de [adres 2] weg te nemen goederen en/of geld,
geheel of ten deletoebehorende aan [aangever 2],
in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s),en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of die/dat weg te nemen goederen/geld onder zijn/hun bereik te brengendoor middel van braak
, verbreking en/of inklimming,
door het inslaan/eruit halen van (een) ruit(en) en/of het forceren van het/de slot(en) van de tuindeurenhijeen ruit heeft ingeslagen en/of eruit heeft gehaald en een slot van de tuindeur heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3:
hij op
of omstreeks30 mei 2017 te Best
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 3] weg te nemen goederen en/of geld,
geheel of ten deletoebehorende aan [aangever 3],
in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededadersen zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of die/dat weg te nemen goederen/geld onder zijn/haar/hun bereik te brengendoor middel van braak, met een breekvoorwerp,
althans een hard en/of scherp voorwerp (het slot van
)een deur
te breken/forcerenheeft geforceerdterwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het tenlastegelegde onder 1, 2 en 3 dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsvrouw – overeenkomstig haar overgelegde schriftelijke pleitaantekeningen - aangevoerd dat de verdachte een alibi heeft en dat de aangetroffen bloedsporen niet kunnen worden aangemerkt als dadersporen. De verdediging stelt zich op het standpunt dat (een) bebloede handschoen(en) van de verdachte kan of kunnen zijn aangetroffen door één of meerdere personen die vervolgens gebruik heeft of hebben gemaakt van deze weggenomen handschoen(en) met het doel de verdachte aan de inbraken te linken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof vooropgesteld vast dat er een drietal afzonderlijke aangiftes zijn gedaan van inbraak dan wel een poging daartoe. Op alle drie de plaatsen delict is DNA middels bloedsporen van de verdachte aangetroffen.
Het door de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg en hoger beroep geschetste alternatieve scenario voor de herkomst van zijn aangetroffen bloed in en rondom de desbetreffende woningen acht het hof niet aannemelijk geworden. Het vinden van (een) bebloede handschoen(en) van de verdachte door één of meer personen en het vervolgens gebruik maken van deze weggenomen handschoen(en) op drie verschillende momenten op drie verschillende zeer uiteenlopende locaties met het veronderstelde doel de verdachte aan de inbraken te linken, acht het hof niet geloofwaardig en overigens onvoldoende onderbouwd. Het hof is op grond van het vorenstaande – in onderlinge samenhang bezien - van oordeel dat het dossier geen ondersteuning biedt voor het hierop voortbordurende alternatieve scenario van de verdachte. Er zijn ook overigens geen feiten en omstandigheden aangevoerd die het alternatieve scenario op enigerlei wijze enigszins aannemelijk maken.
Het hof gaat er in haar beoordeling dan ook van uit dat de bloedsporen op de plaatsen delict door de verdachte in de tenlastegelegde periodes zijn achtergelaten. Voorzover de verdediging veronderstelt dat sprake is van een alibi, gaat het hof daaraan voorbij, nu de desbetreffende verklaringen van verdachtes partner niet wezenlijk wordt ondersteund door enig ander bewijsmateriaal.
Voorwaardelijk verzoek
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep – onder meer onder verwijzing naar het door de verdachte aangedragen alternatieve scenario betreffende zijn aangetroffen bloedsporen - vrijspraak bepleit en daarbij het voorwaardelijke verzoek gedaan om het NFI in te schakelen om antwoord te krijgen op de vraag of het mogelijk is om bloedsporen, afkomstig van een bebloede handschoen, door dit bloed te verdunnen met water, op een plaats delict achter te laten.
Gelet op hetgeen het hof hierboven heeft overwogen, resulterend in het oordeel dat niet is gebleken van een aannemelijk alternatief scenario, acht het hof het niet noodzakelijk om het NFI de door de verdediging geformuleerde onderzoeksvraag voor te leggen.
Het voorwaardelijk verzoek wordt dan ook afgewezen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan diefstal door middel van braak en een tweetal pogingen daartoe. Daarbij heeft hij ook daadwerkelijk een waardevol goed weggenomen. Door aldus te handelen heeft hij een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van anderen. Daarnaast brengen dergelijke misdrijven doorgaans schade, overlast en ergernis met zich mee. De verdachte heeft zich niet bekommerd om deze gevolgen, en kennelijk puur uit eigen financieel gewin gehandeld.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 september 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten, waarbij aan hem ook langdurige gevangenisstraffen en een ISD-maatregel zijn opgelegd. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof heeft kennis genomen van het rapport van het Leger des Heils, afdeling reclassering, d.d. 19 februari 2018, waaruit volgt dat de reclassering, ondanks het feit dat de verdachte de tenlastegelegde feiten ontkent en de verdachte zich op het standpunt stelt na een ISD-traject zijn leven te hebben gebeterd, op basis van het delict verleden van de verdachte de kans op recidive groot is. Voorts volgt uit het rapport dat eerdere ambulante- en klinische begeleidingstrajecten van de verdachte vrijwel altijd mislukt zijn en een tweetal ISD-trajecten niet hebben geleid tot (langdurige) gedragsveranderingen en recidivevermindering bij de verdachte. De reclassering heeft er dan ook geen vertrouwen meer in dat een nieuwe poging tot begeleiding dan wel behandeling van de verdachte daar verandering in zal brengen. Daartoe adviseert de reclassering om aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis
De verdediging heeft – overeenkomstig de overgelegde pleitaantekeningen - verzocht het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen.
Gelet op de bewezenverklaring en de hoogte van de op te leggen straf wijst het hof dit verzoek af.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Plugge, mr. M.J.J. van den Honert en mr. A.S.I. van Delden, in bijzijn van de griffier mr. M. Rouw.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 16 oktober 2018.