ECLI:NL:GHDHA:2018:3724

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2018
Publicatiedatum
11 januari 2019
Zaaknummer
22-001104-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens diefstal van een lokfiets met voorwaardelijke geldboete

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1992, was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 250,- voor diefstal van een lokfiets. De tenlastelegging betrof het wegnemen van een (lok)fiets in 's-Gravenhage op 29 augustus 2016, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis en handhaving van de geldboete, met een proeftijd van één jaar.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, maar heeft de verdachte alsnog veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 250,-, subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis. Het hof oordeelde dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen had geacht, maar sprak hem vrij van andere tenlasteleggingen. De verdediging had aangevoerd dat de verdachte in de veronderstelling verkeerde zijn eigen fiets te hebben gepakt, maar het hof oordeelde dat deze stelling niet aannemelijk was gemaakt.

De strafmotivering was gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof hield rekening met het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor een strafbaar feit. De beslissing van het hof werd genomen in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001104-17
Parketnummer: 09-177174-16
Datum uitspraak: 13 december 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 17 februari 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1992,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 13 december 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 250,-, subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 augustus 2016 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (lok)fiets (merk, Batavus, kleur grijs/zwart), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stichting Aanpak Voertuigcriminaliteit, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd en dat de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 250,-, subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van 1 jaar.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks29 augustus 2016 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (lok)fiets (merk, Batavus, kleur grijs/zwart),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Stichting Aanpak Voertuigcriminaliteit
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde nu het oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening ontbreekt. De raadsman heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat de verdachte in de veronderstelling was dat hij zijn eigen fiets had gepakt. De verdachte bevond zich in een dusdanige beschonken toestand waarin hij zich simpelweg vergist heeft in de fiets.
Het hof beslist hier omtrent als volgt.
Van een oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening kan inderdaad geen sprake zijn wanneer de dader rechtmatige gronden heeft om te veronderstellen dat hij zijn eigen zaak wegneemt. Het had op de weg van de verdediging gelegen om dit gestelde scenario aannemelijk te maken. Volgens de verdachte zou zijn eigen fiets vlakbij de lokfiets hebben gestaan, echter heeft de zoektocht naar zijn fiets (bovendien op meerdere locaties) samen met politieambtenaren niets opgeleverd. Daarnaast heeft de verdachte nagelaten om aan te geven wanneer en waar hij zijn eigen fiets dan later heeft teruggevonden. Tot slot –wat er ook zij van de waarde daarvan- had het op de weg van de verdachte gelegen een foto van zijn eigen fiets mee te nemen om aan te tonen dat deze inderdaad op de lokfiets (te weten een damesmodel) lijkt/leek. Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario is niet aannemelijk geworden nu er geen enkel aanknopingspunt is gevonden voor zijn alternatieve lezing.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een lokfiets. Fietsendiefstal is een hinderlijk feit dat financiële schade en overlast met zich meebrengt.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 november 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormt. Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 13 september 2016 onder CJIB nummer: [x].
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. J.A.C. Bartels,
mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen en mr. P.J. van der Flier, in bijzijn van de griffier mr. M.S. Ferenczy.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 december 2018.
Mr. P.J. van der Flier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.