ECLI:NL:GHDHA:2018:3723

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 december 2018
Publicatiedatum
11 januari 2019
Zaaknummer
22-000860-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep na verzet tegen aanhouding door politie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Marokko in 1999, was ten tijde van de behandeling in hoger beroep gedetineerd. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie, wegens het belemmeren van de aanhouding van een medeverdachte door politieagenten. De advocaat-generaal had in hoger beroep gevorderd dat het vonnis zou worden bevestigd, maar het hof oordeelde anders.

Tijdens de zittingen in hoger beroep op 14 juni en 13 december 2018 heeft het hof de zaak onderzocht en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof kwam tot de conclusie dat, hoewel wettig bewezen kon worden verklaard dat de verdachte zich met geweld had verzet tegen een ambtenaar, dit niet ten laste was gelegd. Daarom oordeelde het hof dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van belemmering van de aanhouding, wat leidde tot vrijspraak.

Daarnaast was er een vordering van de benadeelde partij, een politieagent, die immateriële schadevergoeding eiste. Het hof verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De kosten die de benadeelde partij had gemaakt in verband met de vordering werden begroot op nihil. Het arrest werd uitgesproken in de openbare zitting van het hof.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000860-17
Parketnummer: 10-224073-16
Datum uitspraak: 27 december 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam van 20 februari 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortejaar] 1999,
[adres],
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd in [PI].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 14 juni 2018 en op 13 december 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest. Voorts is er een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op 31 oktober 2016 te Rotterdam, toen aldaar in uniform geklede dienstdoende politieamtena(a)r(en), te weten [aangever 1], hoofdagent en/of [aangever 2], brigadier van politie eenheid Rotterdam, een zekere [medeverdachte] als verdacht van het gepleegd hebben van een op heterdaad ontdekt strafbaar feit, te weten overtreding van artikel 447e Wetboek van Strafrecht, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den), teneinde deze ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, deze door die opsporingsamtena(a)r(en) ter uitvoering van het bepaalde in artikel 53 van het Wetboek van Strafvordering ondernomen handeling(en) opzettelijk heeft belet en/of belemmerd en/of verijdeld, door
- met zijn lichaam (en volle gewicht) tegen die [aangever 2] en [medeverdachte] aan te lopen en/of
- overeind (trachtten) te blijven staan terwijl die [aangever 1] hem naar de grond trachtte te brengen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met toevoeging van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en behoudens ten aanzien van de opgelegde straf en dat het hof, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof kan weliswaar wettig bewezen worden verklaard hetgeen ten laste is gelegd, maar het hof heeft niet de overtuiging dat de verdachte getracht heeft de aanhouding van de medeverdachte [medeverdachte] te belemmeren zoals is ten laste gelegd, zodat vrijspraak dient te volgen.
Het hof ziet wel aanwijzingen dat de verdachte zich met geweld heeft getracht te verzetten tegen een ambtenaar werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, echter dit is niet ten laste gelegd.
Vordering tot schadevergoeding [aangever 1]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 125,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag € 125,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.

Vordering van de benadeelde partij [aangever 1]

Verklaart de benadeelde partij [aangever 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. J.A.C. Bartels,
mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen en mr. P.J. van der Flier, in bijzijn van de griffier mr. M.S. Ferenczy.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 december 2018.
Mr. P.J. van der Flier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.