ECLI:NL:GHDHA:2018:3655

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
4 januari 2019
Zaaknummer
22-000545-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot hennep

In deze zaak gaat het om een verdachte die een legale coffeeshop in Leiden had en op 12 oktober 2010 samen met een mededader bijna 7,5 kilo hennep aanwezig had in een zogenaamd 'stashhouse'. De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een taakstraf van honderdzestig uren, subsidiair tachtig dagen hechtenis, waarvan veertig uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Tegen dit vonnis werd hoger beroep ingesteld. Het Gerechtshof Den Haag heeft het Openbaar Ministerie in een eerder arrest niet-ontvankelijk verklaard, maar de Hoge Raad heeft deze beslissing vernietigd en de zaak terugverwezen naar het hof voor herbehandeling.

Tijdens de zitting op 27 november 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een zwaardere straf vroeg. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet door een aanzienlijke hoeveelheid hennep aanwezig te hebben gehad. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een geldboete van € 5.000,00, subsidiair 60 dagen hechtenis, met een voorwaardelijke proeftijd van twee jaren. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het tijdsverloop van acht jaren sinds de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De beslissing van het hof is op 11 december 2018 uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000545-18
Parketnummer: 09-753784-10
Datum uitspraak: 11 december 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 18 november 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortejaar] 1959,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en -na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden- het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 27 november 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van honderdzestig uren, subsidiair tachtig dagen hechtenis, waarvan veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit gerechtshof heeft bij arrest van 3 juni 2016 het Openbaar Ministerie ter zake van het ten laste gelegde niet-ontvankelijk verklaard in zijn strafvervolging.
De officier van justitie heeft tegen deze beslissing beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 30 januari 2018 het arrest van dit hof van 3 juni 2016 vernietigd en de zaak naar dit hof teruggewezen, teneinde de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 oktober 2010 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) (een) hoeveelheid/hoeveelheden die van (in totaal) ongeveer 7465,70 gram hennep, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van honderdtwintig uren, subsidiair zestig dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks12 oktober 2010 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk gevalopzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand
het[adres]) (een) hoeveelheid
/hoeveelheden dievan (in totaal)
ongeveer7465,70 gram hennep,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte, die een legale coffeeshop in Leiden had, heeft op 12 oktober 2010 samen met een mededader in een zogenaamd “stashhouse” bijna 7,5 kilo hennep aanwezig gehad. De mededader was daar voor verdachte aan het werk om joints van de hennep te draaien. Het was – zo begrijpt het hof – de bedoeling om die joints in de coffeeshop van verdachte te verkopen.
Inmiddels zijn er 8 jaren verstreken. Bij het bepalen van de strafmaat zal het hof rekening houden met het tijdsverloop van deze zaak.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormt.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 5.000,00 (vijfduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Wiersinga,
mr. J.W. van den Hurk en mr. O.E.M. Leinarts, in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 december 2018.