In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, waarin haar vorderingen tot schadevergoeding wegens onrechtmatige beslaglegging op haar auto door de Staat zijn afgewezen. De beslaglegging vond plaats in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar mogelijke betrokkenheid van [appellante] bij witwassen. De officier van justitie legde op 23 februari 2010 conservatoir beslag op de auto, die op naam van [appellante] stond. Na een eerdere afwijzing van haar klaagschrift door de rechtbank Zwolle-Lelystad, heeft de Hoge Raad het cassatieberoep van [appellante] verworpen. Het hof heeft vastgesteld dat de beslaglegging rechtsgeldig was, omdat er een reële verdenking bestond van strafbare feiten. Het hof oordeelde dat [appellante] niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de verdenking ongegrond was. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het beslag niet onrechtmatig was en dat de Staat niet aansprakelijk was voor de schade die [appellante] had geleden. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep.