Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
VERDER PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
19 december 2018.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling tussen een biologische vader en zijn minderjarige zoon. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.D. van Velthoven, verzocht om een omgangsregeling, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.J.G. Schröder, zich tegen dit verzoek verzette. De raad voor de kinderbescherming te Rotterdam was ook betrokken in de procedure. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw, die met de minderjarige naar het buitenland is verhuisd, niet aanwezig was bij de zitting en dat er geen draagvlak is voor een omgangsregeling in de huidige situatie. Het hof overweegt dat het belang van het kind voorop staat en dat het in deze fase niet in het belang van de minderjarige is om contact met zijn biologische vader te hebben, gezien de grote afstand en de culturele verschillen. Het hof heeft het verzoek van de man afgewezen, met de mogelijkheid dat in de toekomst, wanneer de situatie verandert, contact alsnog kan worden gelegd. De beslissing is genomen na zorgvuldige afweging van de belangen van de minderjarige, die momenteel in een stabiele gezinsomgeving opgroeit.