ECLI:NL:GHDHA:2018:3425

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
31 juli 2018
Publicatiedatum
14 december 2018
Zaaknummer
200.160.711/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke geschil over aandelen in vennootschappen en verdeling van nalatenschap

In deze zaak gaat het om een erfrechtelijk geschil tussen deelgenoten over de verdeling van de nalatenschap van een overleden erflaatster. De kernvraag is of er een overeenkomst tot verdeling tot stand is gekomen met betrekking tot de aandelen in Beheermaatschappij [NAAM] BV. De deelgenoten zijn het niet eens over de waardering van de aandelen en de wijze van verdeling. Het hof verwijst naar een eerder arrest van 12 december 2017 en constateert dat er geen overeenstemming is bereikt over de verdeling van de aandelen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de aandelen in [A] BV tot de nalatenschap behoren, maar het hof vernietigt dit oordeel en stelt vast dat de aandelen niet tot de nalatenschap behoren, omdat Beheermaatschappij [NAAM] eigenaar is van deze aandelen. Het hof compenseert de proceskosten tussen partijen, gezien de familieverhouding.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.160.711/01
Zaak- rolnummer rechtbank : C/10/397007/ HA ZA 12-201

arrest van 31 juli 2018

inzake
[Deelgenoot een] ,
wonende te [woonplaats] ,
en
[Deelgenoot twee] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellanten, tevens incidenteel geïntimeerden,
hierna te noemen: appellanten,
advocaat: mr. L. Hennink te Rotterdam,
tegen
[Deelgenoot drie] ,
wonende te [woonplaats] ,
en
[Deelgenoot vier] ,
wonende te [woonplaats] ,
en
[Deelgenoot vijf] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden, tevens incidenteel appellanten,
hierna te noemen: geïntimeerden sub A,
advocaat: mr. R.J. Ottens te Noordwijk,
en
[Deelgenoot zes] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. L. Hennink te Rotterdam,
hierna te noemen: geïntimeerde sub B.

Het verdere verloop van het geding

Het hof verwijst naar zijn arrest van 12 december 2017.
Geïntimeerde sub B heeft op 27 februari 2018 voor memorie van antwoord gediend.
Ter rolzitting van 13 maart 2018 hebben partijen om arrest gevraagd.

De verdere beoordeling van het hoger beroep

Arrest 12 december 2017

1. Conform het arrest van dit hof van 12 december 2017 hebben appellanten gedaagde sub B in het geding opgeroepen.
2. De advocaat van appellanten heeft zich tevens gesteld voor geïntimeerde sub B.
3. Geïntimeerde sub B was gedaagde in eerste aanleg. Het bestreden vonnis is tegen hem uitgesproken.
4. Geïntimeerde sub B is niet binnen de bij wet gestelde termijn in hoger beroep gekomen. Het vorenstaande impliceert dus dat geïntimeerde sub B thans niet meer als appellant in de onderhavige procedure kan optreden.

Kern van het geschil

5. In het onderhavige geschil staat de vraag centraal of er een overeenkomst tot verdeling tot stand is gekomen tussen de deelgenoten met betrekking tot de verdeling van de nalatenschap van [naam erflaatster] , overleden [in] 1999, (hierna te noemen: erflaatster) en in het bijzonder met betrekking tot de verdeling van de aandelen in Beheermaatschappij [NAAM] BV.

Grieven

6. Gezien de onderlinge samenhang tussen de grieven in appel en het incidentele appel zal het hof deze zoveel mogelijk gezamenlijk bespreken.

Is er een overeenkomst tot verdeling tot stand gekomen?

7. Het hof overweegt dat er pas sprake is van verdeling indien partijen het eens zijn over de verdeling en de financiële afwikkeling daarvan. De peildatum voor de waardering van de boedelbestanddelen in het kader van de verdeling van een gemeenschap is in beginsel het tijdstip van de feitelijke verdeling.
8. In eerste aanleg hebben partijen onder meer gevorderd:
  • te verklaren voor recht, dat de nalatenschap van mevrouw [naam erflaatster] ten aanzien van de vennootschappen tussen partijen moet worden verdeeld zoals overeengekomen bij de notaris [volgt naam] op 3 september 2001;
  • te bepalen, dat in de onverdeelde boedel van de nalatenschap van mevrouw [naam erflaatster] ten minste is opgenomen: a) de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A] BV, b) de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Beheermaatschappij [NAAM] , c) een vakantiewoning in [plaatsnaam] .
9. Het hof leest in de brief van notaris [volgt naam] van 28 september 2001 dat Beheermaatschappij [NAAM] de aandelen houdt in [A] BV. Deze brief is bij memorie van antwoord door appellanten in het geding gebracht. Het vorenstaande impliceert dus dat de deelgenoten in de nalatenschap van erflaatster niet direct gerechtigd zijn tot de aandelen [A] BV.
10. De rechtbank heeft in r.o. 4.2. overwogen: “Tot de stukken van het geding behoort een verslag van een gesprek dat op 3 september 2001 heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van notaris [volgt naam] . Uit de door hem opgestelde boedelbeschrijving maakt de rechtbank op dat voor wat betreft de vennootschappen in kwestie partijen destijds inderdaad volledige overeenstemming hadden, dus ook voor de te hanteren bedragen.”.
11. In r.o. 4.3 heeft de rechtbank geoordeeld dat de redelijkheid en billijkheid met zich meebrengt dat uitgegaan moet worden van de waarde (van de aandelen) van nu.
12. Uit de memorie van grieven van de zijde van appellanten volgt dat zij het niet eens zijn met het oordeel van de rechtbank dat voor de waarde (van de aandelen) uitgegaan moet worden van de waarde van nu. Zij wensen uit te gaan van de waarde van de aandelen per 3 september 2001.
13. Uit de memorie van antwoord tevens incidenteel appel van de zijde van geïntimeerden sub A volgt dat er tussen partijen geen overeenstemming is bereikt met betrekking tot de verdeling en de waardes van de aandelen.
14. Geïntimeerde sub B is van mening dat er wel overeenstemming is met betrekking tot de verdeling van de aandelen. Volgens geïntimeerde sub B zijn er keiharde afspraken gemaakt.
15. Naar het oordeel van het hof is de meest verstrekkende vraag of de deelgenoten met betrekking tot de verdeling van de nalatenschap van erflaatster overeenstemming hebben bereikt. Deze vraag is door geïntimeerden sub A in het incidentele appel aan de orde gesteld.
16. In de visie van appellanten en die van geïntimeerde sub B is de overeenkomst op 3 september 2001 tot stand gekomen bij notaris [volgt naam] . Ter onderbouwing van hun standpunt hebben appellanten in het geding gebracht een verslag van de bijeenkomst van de familie [volgt naam] d.d. 3 september 2001 ten kantore van notaris [volgt naam] te [plaatsnaam] . Uit het besprekingsverslag volgt dat de vennootschappen niet vertegenwoordigd waren bij de bespreking. Alleen de natuurlijke personen zijn vermeld in het verslag van de notaris. Uit het verslag volgt dat er 5 punten de revue zijn gepasseerd. Voorts volgt uit het verslag:
  • [Deelgenoot vier] wil wel betalen voor de vordering van de beheer BV op [A. BV] ;
  • de 23 aandelen [A. BV] wil [Deelgenoot vier] overnemen voor NLG 1,-;
  • na overdracht van [A. BV] en de vordering resteert een Holding ter waarde van
17. Niet staat tussen partijen ter discussie, dat tot de nalatenschap van erflaatster behoort de aandelen in Beheermaatschappij [NAAM] . De deelgenoten in de nalatenschap van erflaatster zijn derhalve ieder voor zijn of haar aandeel gerechtigd tot de aandelen van Beheermaatschappij [NAAM] . Een waardestijging of een waardedaling van deze aandelen komt derhalve ten goede of ten laste aan de deelgenoten.
18. Uit het besprekingsverslag van de notaris noch uit andere stukken heeft het hof kunnen afleiden dat tussen de deelgenoten overeenstemming is bereikt aan wie van de deelgenoten de aandelen in Beheermaatschappij [NAAM] moeten worden toegedeeld dan wel of de aandelen in het kader van de verdeling aan een derde moeten worden verkocht. Voorts kan noch uit het besprekingsverslag van voormelde notaris noch uit andere door partijen gestelde gegevens vastgesteld worden dat partijen met betrekking tot de waardering van de aandelen van de vennootschappen een peildatum zijn overeengekomen.

[A] BV

19. In randnummer 3 van de memorie van antwoord in incidenteel appel stellen appellanten dat de aandelen in [A] BV zouden worden overgenomen door [naam erflaatster] BV.
20. Indien er tussen Beheermaatschappij [NAAM] en [naam erflaatster] BV overeenstemming is bereikt met betrekking tot de overdracht van de aandelen [A] BV zijn voormelde vennootschappen de contractspartijen en niet de deelgenoten in de nalatenschap van erflaatster. Het door appellanten gedane bewijsaanbod – zoals geformuleerd op blz. 3 van de memorie van antwoord in incidenteel appel – is niet relevant.
21. Uit hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen volgt derhalve dat de aandelen [A] BV niet tot de nalatenschap van erflaatster behoren aangezien Beheermaatschappij [NAAM] eigenaar is van de aandelen.

Gedeeltelijke vernietiging

22. Gezien het hof hiervoor heeft overwogen dient het bestreden vonnis van de rechtbank Rotterdam tussen de partijen gewezen te worden vernietigd voor zover de rechtbank heeft geoordeeld dat tot de nalatenschap van erflaatster behoren de aandelen in [A] BV. Voor het overige kan het vonnis worden bekrachtigd onder wijziging van de gronden.

Proceskosten

23. Gezien het feit dat er sprake is van een familieverhouding acht het hof het redelijk en billijk dat de proceskosten in hoger beroep tussen partijen worden gecompenseerd.

Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis van 20 augustus 2014 van de rechtbank Rotterdam tussen partijen gewezen, voor zover de rechtbank heeft bepaald dat de aandelen [A] BV tot de nalatenschap van erflaatster behoren;
bekrachtigt voor het overige het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 augustus 2014;
compenseert de proceskosten en wel in die zin dat ieder der partijen zijn eigen kosten draagt;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.N. Labohm, A.E. Sutorius-van Hees en W. Burgerhart, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 juli 2018 in aanwezigheid van de griffier.