ECLI:NL:GHDHA:2018:3420
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de vervallen verklaring van een schriftelijke aanwijzing en het belang van de moeder bij de omgangsregeling met de minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervallen verklaring van een schriftelijke aanwijzing die eerder door de kinderrechter was gegeven. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had in eerste aanleg een schriftelijke aanwijzing ontvangen van de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, betreffende de omgang met haar minderjarige kind. Deze aanwijzing werd op 20 september 2018 door de rechtbank Den Haag vervallen verklaard. De moeder ging in hoger beroep tegen deze beslissing, met de stelling dat de rechtsgevolgen van de vervallen verklaring niet in stand konden blijven.
Het hof heeft vastgesteld dat de moeder geen belang meer had bij het hoger beroep, aangezien de schriftelijke aanwijzing inmiddels was uitgewerkt door een nieuwe omgangsregeling die op 9 oktober 2018 door de rechtbank was vastgesteld. De moeder had ter zitting haar verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling ingetrokken, waardoor het hof concludeerde dat er geen rechtens relevant belang meer was om de eerdere beslissing te toetsen. Het hof verklaarde de moeder dan ook niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het hebben van een actueel belang bij het instellen van hoger beroep en de gevolgen van eerdere beslissingen in het kader van de omgangsregeling met minderjarigen.