Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 4 december 2018
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
Algemeen
De bestreden vonnissen
- de man veroordeeld om over de periode vanaf 1 oktober 2015 de helft van de eigenaarslasten van de gemeenschappelijke woning maandelijks aan de vrouw te voldoen totdat deze woning is verkocht en feitelijk geleverd aan een derde, en tot betaling van een bedrag van € 4.698,63, te verhogen met wettelijke rente;
- de verkoop en levering van de woning bevolen;
- de vrouw veroordeeld tot medewerking aan de verkoop en levering van de woning;
- een verkopende makelaar aangewezen die ook de uiterste laatprijs zal vaststellen;
- bepaald dat de verkoopopbrengst van de woning en de waarde van de SpaarZeker verzekering gebruikt zullen worden ter aflossing van de hypothecaire geldlening bij de ING bank, terwijl de eventuele overige kosten en de eventuele overwaarde dan wel restschuld door partijen bij helfte moeten worden verdeeld, onder compensatie van de proceskosten.
Het geschil
- de vorderingen van de vrouw alsnog zal afwijzen, onder veroordeling van de vrouw om aan de man terug te betalen wat de man uit hoofde van het eindvonnis aan haar heeft voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente;
- de bijdrage die de man als zijn aandeel in de eigenaarslasten van voormelde woning dient te voldoen per 14 juni 2014 tot aan de verkoop en levering op nihil wordt gesteld, althans op basis van een 75/25 verhouding in het voordeel van de man wordt vastgesteld;
De vorderingen in het principale appel
De derde en laatste griefklaagt dat de man dient bij te dragen in de eigenaarslasten van de gemeenschappelijke woning. Ten eerste stelt de man dat de vrouw al jaren het uitsluitend gebruik, genot en beheer van de woning heeft zonder gebruiksvergoeding te betalen aan de man. Ten tweede zou een bijdrage onredelijk zijn vanwege de inkomensverschillen van partijen, onder meer het gevolg van zijn werkloosheid, vanwege de fiscale toeslagen die de vrouw ontvangt, alsook vanwege de houding van de vrouw die niet meewerkt aan de verkoop van de woning.
De eerste en de tweede griefklagen dat de rechtbank het aandeel van de man in de eigenaarslasten verkeerd heeft berekend en geen rekening heeft gehouden met het fiscale voordeel dat de vrouw ontvangt. Bovendien vermoedt de man dat de rente- en aflossingsverplichtingen jegens de bank zijn verlaagd en betwist hij betalingen door de vrouw en ook de hoogte van de door de vrouw gestelde regionale belastingen. Ook heeft de vrouw inkomsten genoten uit de woning doordat zij tijdelijk heeft onderverhuurd; het is onredelijk als hij dan toch zijn volle aandeel in de eigenaarslasten moet betalen. Verder is het onredelijk dat hij eigenaarslasten langer moet betalen dan nodig doordat de vrouw verkoop van de woning heeft tegengewerkt. De man stelt tenslotte dat het eindvonnis nooit is betekend en dat het daarom niet redelijk is om de wettelijke rente te laten doorlopen.
De vorderingen in het incidentele appel
De eerste griefklaagt dat de rechtbank verkoop van de woning aan een derde heeft gelast. Volgens de vrouw is haar financiële positie gewijzigd, waardoor zij inmiddels in staat is de woning zelf over te nemen. Bovendien is de waarde van de SpaarZeker verzekering toegenomen.
De tweede griefheeft eenzelfde strekking; de vrouw stemt ermee in dat de heer [volgt naam] van [volgt naam] Makelaars-Taxateurs te Den Haag (thans kennelijk geheten [volgt naam] NVM Makelaars & Financiële Diensten) een redelijke, uiterste laatprijs zal vaststellen maar dan ten behoeve van overname door de vrouw, derhalve niet ten behoeve van de verkoop en levering van de woning aan een derde. Ter zitting heeft de vrouw verklaard dat zij de woning kan overnemen voor een bedrag van € 235.000,-.