ECLI:NL:GHDHA:2018:3400

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2018
Publicatiedatum
11 december 2018
Zaaknummer
200.209.614/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake pinpasfraude en eisvermeerdering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen ING Bank N.V. De zaak betreft pinpasfraude waarbij [appellant] wordt beschuldigd van het ongerechtvaardigd opnemen van geld van de bankrekening van Kriger Beheer B.V. De feiten zijn als volgt: op 26 augustus 2013 zijn er twee bankpassen aangevraagd voor de rekening van Kriger, waarvan één op naam van [appellant]. De bankpas en de pincode zijn echter nooit door Kriger ontvangen. Op 5 september 2013 heeft een persoon, die zich heeft geïdentificeerd met het paspoort van [appellant], de pincode opgehaald en vervolgens in totaal € 16.400,00 opgenomen van de rekening van Kriger. ING heeft Kriger schadeloos gesteld en heeft [appellant] gesommeerd om het bedrag terug te betalen, wat hij niet heeft gedaan. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vordering van ING toegewezen en die van [appellant] in reconventie afgewezen. In hoger beroep vordert [appellant] vernietiging van het vonnis en afwijzing van de vorderingen van ING, terwijl ING haar eis heeft vermeerderd. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor het nemen van een akte door [appellant] om zich uit te laten over de eisvermeerdering.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.209.614/01
Zaaknummer rechtbank : 4754511 / CV EXPL 16-2507

arrest van 18 december 2018

inzake

[appellant]

wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. G.A. Soebhag te Rotterdam,
tegen

ING Bank N.V.

gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
hierna te noemen: ING,
advocaat: mr. T.J.P. Jager te Amsterdam.

Het geding

Voor het verloop van het geding tot 18 april 2017 verwijst het hof naar zijn arrest van die datum. Bij dat arrest is een comparitie van partijen gelast. De comparitie is niet doorgegaan.
Bij memorie van grieven (met één productie) heeft [appellant] drie grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord tevens houdende akte vermeerdering van eis (met één productie) heeft ING de grieven bestreden.
Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1. De door de rechtbank in het vonnis van 11 november 2016 gestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daarvan uitgaan.
2. Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1
Op 26 augustus 2013 zijn bij ING twee bankpassen aangevraagd voor de bankrekening met IBAN [rekeningnummer] van Kriger Beheer B.V. (hierna: Kriger). Deze bankpassen zijn aangevraagd op naam van [bestuurder Kriger] – (feitelijk) bestuurder van Kriger – en [appellant].
2.2
De bankpas op naam van [appellant] (hierna: de bankpas) en het afhaalbericht van 30 augustus 2013 waarmee de pincode kon worden opgehaald, zijn aan het adres van Kriger verzonden maar nooit door Kriger ontvangen.
2.3
Op 5 september 2013 heeft een persoon die zich heeft gelegitimeerd met het paspoort van [appellant], de pincode afgehaald op het kantoor van ING aan de A.J. Ernststraat te Amsterdam.
2.4
Met de bankpas is in totaal € 16.400,00 opgenomen op de volgende momenten (hierna: de geldopnames):
  • op 5 september 2013 is om 13.28 uur een bedrag van € 5.400,00 opgenomen aan de balie van het ING-kantoor aan het Bezaanjachtplein in Amsterdam;
  • op 5 september 2013 is om 14.39 uur een bedrag van € 1.000,00 opgenomen bij een geldautomaat in Amsterdam;
  • op 6 september 2013 is om 09.21 uur een bedrag van € 9.000,00 opgenomen aan de balie van het ING-kantoor aan het Bezaanjachtplein in Amsterdam;
  • op 6 september 2013 is om 13.21 uur een bedrag van € 1.000,00 opgenomen bij een geldautomaat in Amsterdam.
2.5
De heer [naam] heeft op 6 september 2013 namens Kriger aangifte gedaan van fraude met de bankrekening van Kriger.
2.6
ING heeft Kriger schadeloos gesteld door een bedrag van € 16.400,00 te storten op haar bankrekening.
2.7
ING heeft [appellant] op 17 september 2014 en 1 oktober 2014 gesommeerd om een bedrag van € 16.400,00 aan haar te betalen. Aan die sommatie heeft [appellant] geen gehoor gegeven. ING heeft de door haar gestelde vordering vervolgens voor een deel verrekend met het openstaande saldo op de bankrekening van [appellant] (€ 453,54).
3. ING heeft in eerste aanleg – zakelijk weergegeven en voor zover thans nog van belang – gevorderd dat de kantonrechter [appellant] veroordeelt tot betaling van € 12.500,00, te vermeerderen met wettelijke rente en proceskosten. Zij heeft daaraan ten grondslag gelegd (primair) dat [appellant] zich ten koste van Kriger ongerechtvaardigd heeft verrijkt door zonder toestemming geld van de rekening van Kriger op te nemen, dan wel (subsidiair) dat [appellant] betalingen heeft ontvangen zonder rechtsgrond, zodat sprake is van onverschuldigde betaling, dan wel (meer subsidiair) dat [appellant] onrechtmatig jegens ING heeft gehandeld door op frauduleuze wijze een machtiging van de bankrekening te verkrijgen en vervolgens geldbedragen van de rekening op te nemen.
4. [appellant] heeft verweer gevoerd en heeft in reconventie gevorderd dat ING wordt veroordeeld tot terugbetaling van het door ING verrekende bedrag van € 453,54 met wettelijke rente.
5. De kantonrechter heeft de vordering in conventie toegewezen en die in reconventie afgewezen. Zij is ervan uitgegaan dat het paspoort van [appellant] ten tijde van de geldopnames in het bezit van [appellant] was en heeft voorts, samengevat, als volgt overwogen. ING heeft haar stelling dat de persoon die zich met dit paspoort heeft gelegitimeerd bij het ophalen van de pincode en bij de geldopnames aan de balie van ING, ook daadwerkelijk [appellant] was, toereikend gemotiveerd, waartegenover [appellant] niet kon volstaan met de enkele blote betwisting dat zijn handtekening bij het ophalen van de pincode is gezet op het afhaalbericht en op een daartoe bestemd formulier, terwijl hij ook geen concreet bewijsaanbod heeft gedaan. Op grond hiervan gaat de kantonrechter ervan uit dat [appellant] zelf de pincode heeft opgehaald en vervolgens de genoemde geldbedragen heeft opgenomen van de bankrekening van Kriger, waardoor [appellant] ongerechtvaardigd is verrijkt.
6. In hoger beroep vordert [appellant] vernietiging van het bestreden vonnis en alsnog afwijzing van de vorderingen van ING in conventie en toewijzing van zijn vordering in reconventie, met veroordeling van ING in de kosten van beide instanties. ING bestrijdt de grieven en heeft daarnaast haar eis aldus vermeerderd, dat zij betaling vordert van € 16.400,00, te vermeerderen met wettelijke rente, een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van € 934,16 en de proceskosten van beide instanties en nakosten.
7. [appellant] heeft zich over de eisvermeerdering nog niet uitgelaten. Hem zal gelegenheid worden geboden om zich bij akte uit te laten over de vermeerdering van eis en over de vermeerderde eis als zodanig. Vervolgens zal het hof verder beslissen.

Beslissing

- verwijst de zaak naar de rol van 15 januari 2019 voor het nemen van een akte aan de zijde van [appellant] om zich uit te laten als hiervoor onder 7 bedoeld;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.R. Salomons, R.S. van Coevorden en B.A. Sturm en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 december 2018 in aanwezigheid van de griffier.