2.7ING heeft [appellant] op 17 september 2014 en 1 oktober 2014 gesommeerd om een bedrag van € 16.400,00 aan haar te betalen. Aan die sommatie heeft [appellant] geen gehoor gegeven. ING heeft de door haar gestelde vordering vervolgens voor een deel verrekend met het openstaande saldo op de bankrekening van [appellant] (€ 453,54).
3. ING heeft in eerste aanleg – zakelijk weergegeven en voor zover thans nog van belang – gevorderd dat de kantonrechter [appellant] veroordeelt tot betaling van € 12.500,00, te vermeerderen met wettelijke rente en proceskosten. Zij heeft daaraan ten grondslag gelegd (primair) dat [appellant] zich ten koste van Kriger ongerechtvaardigd heeft verrijkt door zonder toestemming geld van de rekening van Kriger op te nemen, dan wel (subsidiair) dat [appellant] betalingen heeft ontvangen zonder rechtsgrond, zodat sprake is van onverschuldigde betaling, dan wel (meer subsidiair) dat [appellant] onrechtmatig jegens ING heeft gehandeld door op frauduleuze wijze een machtiging van de bankrekening te verkrijgen en vervolgens geldbedragen van de rekening op te nemen.
4. [appellant] heeft verweer gevoerd en heeft in reconventie gevorderd dat ING wordt veroordeeld tot terugbetaling van het door ING verrekende bedrag van € 453,54 met wettelijke rente.
5. De kantonrechter heeft de vordering in conventie toegewezen en die in reconventie afgewezen. Zij is ervan uitgegaan dat het paspoort van [appellant] ten tijde van de geldopnames in het bezit van [appellant] was en heeft voorts, samengevat, als volgt overwogen. ING heeft haar stelling dat de persoon die zich met dit paspoort heeft gelegitimeerd bij het ophalen van de pincode en bij de geldopnames aan de balie van ING, ook daadwerkelijk [appellant] was, toereikend gemotiveerd, waartegenover [appellant] niet kon volstaan met de enkele blote betwisting dat zijn handtekening bij het ophalen van de pincode is gezet op het afhaalbericht en op een daartoe bestemd formulier, terwijl hij ook geen concreet bewijsaanbod heeft gedaan. Op grond hiervan gaat de kantonrechter ervan uit dat [appellant] zelf de pincode heeft opgehaald en vervolgens de genoemde geldbedragen heeft opgenomen van de bankrekening van Kriger, waardoor [appellant] ongerechtvaardigd is verrijkt.
6. In hoger beroep vordert [appellant] vernietiging van het bestreden vonnis en alsnog afwijzing van de vorderingen van ING in conventie en toewijzing van zijn vordering in reconventie, met veroordeling van ING in de kosten van beide instanties. ING bestrijdt de grieven en heeft daarnaast haar eis aldus vermeerderd, dat zij betaling vordert van € 16.400,00, te vermeerderen met wettelijke rente, een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van € 934,16 en de proceskosten van beide instanties en nakosten.
7. [appellant] heeft zich over de eisvermeerdering nog niet uitgelaten. Hem zal gelegenheid worden geboden om zich bij akte uit te laten over de vermeerdering van eis en over de vermeerderde eis als zodanig. Vervolgens zal het hof verder beslissen.