ECLI:NL:GHDHA:2018:3387
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Faillissement en verzoek tot schuldsaneringsregeling; beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, waarbij hij op 4 september 2018 in staat van faillissement is verklaard. De rechtbank benoemde mr. W.J. Don tot rechter-commissaris en mr. G.J. de Bock als curator. [Appellant] heeft op 11 september 2018 een verzoekschrift ingediend bij het hof om het vonnis te vernietigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 oktober 2018 waren zowel [appellant] als zijn advocaat aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de curator.
De rechtbank had overwogen dat er summierlijk bewijs was van het vorderingsrecht van de geïntimeerde, Offerte B.V., en dat [appellant] in een toestand verkeerde waarin hij had opgehouden te betalen. [Appellant] stelde dat hij een verzoek tot schuldsanering wilde indienen, maar de rechtbank had dit verzoek niet ontvangen en kon het daarom niet in behandeling nemen. Het hof concludeert dat [appellant] niet op de juiste wijze een verzoek tot schuldsanering heeft ingediend, zoals voorgeschreven in het Procesreglement. Het hof oordeelt dat de rechtbank niet verplicht was om van de regels af te wijken en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een andere behandeling rechtvaardigden.
Uiteindelijk bekrachtigt het hof het vonnis van de rechtbank, waarbij het faillissement van [appellant] is uitgesproken. Het hof wijst erop dat [appellant] niet de juiste procedure heeft gevolgd voor het indienen van zijn verzoek tot schuldsanering, en dat de rechtbank dit verzoek terecht niet heeft behandeld. Het hof benadrukt dat het belangrijk is om de procedures te volgen zoals voorgeschreven in de wet en het reglement.