Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
€ 2.128,87
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de partneralimentatie na de echtscheiding van partijen. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, had de bestreden beschikking van de rechtbank Rotterdam van 16 januari 2018 aangevochten, waarin de partneralimentatie was vastgesteld op € 205,- per maand. De vrouw verzocht om een verhoging van de partneralimentatie naar € 1.630,- bruto per maand, terwijl de man, verweerder in het principaal hoger beroep, de grieven van de vrouw betwistte en verzocht om de alimentatie te limiteren tot een jaar of een door het hof te bepalen termijn.
Het hof heeft de feiten vastgesteld en de argumenten van beide partijen gewogen. De vrouw stelde dat zij niet in haar eigen levensonderhoud kan voorzien en dat de man onvoldoende bijdraagt aan haar behoefte. De man daarentegen betoogde dat de vrouw niet alles doet om haar inkomen te verhogen en dat zij in staat moet worden geacht om zelf in haar levensonderhoud te voorzien. Het hof heeft overwogen dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij momenteel niet in staat is om haar inkomen te verhogen en dat zij rekening moet houden met haar zorg voor de kinderen.
Uiteindelijk heeft het hof de partneralimentatie vastgesteld op € 698,- per maand, met de bepaling dat de verplichting van de man om alimentatie te betalen eindigt op 28 november 2020. De kosten van het geding in hoger beroep zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.