ECLI:NL:GHDHA:2018:3353

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2018
Publicatiedatum
6 december 2018
Zaaknummer
22-000567-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens woninginbraken met alternatieve scenario's en strafoplegging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte Toufik Amrouche, die was veroordeeld voor twee woninginbraken. De verdachte had in eerste aanleg een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd gekregen, maar ging in hoger beroep. Tijdens de zittingen in hoger beroep heeft de verdachte een alternatieve verklaring aangedragen voor zijn betrokkenheid bij de inbraken, maar het hof achtte deze verklaring ongeloofwaardig. Het hof baseerde zijn oordeel op de eerdere bekennende verklaring van de verdachte en de omstandigheden van de zaak.

Het hof heeft de bewezenverklaring van de woninginbraken bevestigd, maar kwam tot een andere strafoplegging. In plaats van de eerder opgelegde gevangenisstraf, besloot het hof een taakstraf van 120 uren op te leggen, subsidiair 60 dagen hechtenis, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

De verdachte had een inreisverbod, maar het hof voorzag geen problemen bij de uitvoering van de taakstraf. De inbeslaggenomen voorwerpen werden beoordeeld, waarbij het hof besloot tot onttrekking aan het verkeer van bepaalde identiteitsdocumenten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-000567-16
Parketnummer: 10-700156-14
Datum uitspraak: 21 november 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 4 februari 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

Toufik AMROUCHE,

geboren te [geboorteplaats] (Algerije) op [geboortejaar] 1974,
ter terechtzitting in hoger beroep opgegeven [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 7 november 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte – na afsplitsing van de overige ten laste gelegde feiten - ter zake van het onder 3 en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. Voorts is omtrent de in beslag genomen goederen beslist als nader vermeld in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
3.
(Zaak [x])
hij op of omstreeks 23 mei 2013 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning gelegen aan de [adres 1] heeft weggenomen twee kettingen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming;
4.
(Zaak [x])
hij op of omstreeks 23 mei 2013 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen een foudraal (van een Ipad) en/of een (houten) kistje (met daarin euro muntstukken en/of een creditcard), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens ten aanzien van de in dat vonnis opgelegde straf en dat de verdachte ter zake van het onder 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Het hof komt tot een iets andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3.
(Zaak [x])
hij op
of omstreeks23 mei 2013 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningin
/ uiteen woning gelegen aan de [adres 1] heeft weggenomen twee kettingen
, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [aangever 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebrachtdoor middel van braak
, verbreking en / of inklimming;
4.
(Zaak [x])
hij op
of omstreeks23 mei 2013 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningin
/ uiteen woning gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen een foudraal (van een Ipad) en
/ofeen (houten) kistje (met daarin euro muntstukken en
/ofeen creditcard),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [aangever 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft
verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebrachtdoor middel van braak
, verbreking en / of inklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte ontkend de woninginbraken te hebben gepleegd en verklaard nooit woninginbraken te hebben gepleegd in Den Haag, omdat zijn kind daar woont en hij niet het risico wilde lopen daar, in het bijzijn van zijn kind, opgepakt te worden. Als verklaring voor de bij de woningen aangetroffen muts met het DNA van de verdachte stelt de verdachte dat hij in die periode met een aantal anderen in een woning verbleef en dat het zou kunnen dat één van zijn (criminele) medebewoners zijn muts heeft meegenomen en de inbraken heeft gepleegd.
Het hof acht dit alternatieve scenario ongeloofwaardig. Dit alternatieve scenario is vaag, onvoldoende onderbouwd en (daarom) niet verifieerbaar. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de verdachte pas in hoger beroep heeft aangevoerd dat dit alternatieve scenario zich voorgedaan zou kunnen hebben, terwijl tijdens het verhoor bij de politie specifiek aan hem is gevraagd naar de woninginbraken op 23 mei 2013 te Den Haag. De verdachte beroept zich tijdens dit verhoor eerst op zijn zwijgrecht. Nadat hem wordt voorgehouden dat er een tas is aangetroffen met onder andere de gestolen goederen en een muts met daarop zijn DNA, verklaart de verdachte dat als ze zijn DNA hebben, hij het dan toch moet zijn, en dat hij het is geweest. Het hof ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de bruikbaarheid van deze (bekennende) verklaring, temeer nu de verdachte tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris evenmin van de gelegenheid gebruik heeft gemaakt om te verklaren over het eerdergenoemde alternatieve scenario. Evenmin heeft hij die gelegenheid aangegrepen te verklaren dat hij, vanwege de omstandigheid dat het de woonplaats is van zijn kind, nooit heeft ingebroken in Den Haag.
Het verweer wordt dus verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 3 en 4 bewezen verklaarde levert op:

telkens:

diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee woningbraken. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het hof rekent het de verdachte sterk aan dat hij bij het plegen van deze misdrijven kennelijk alleen heeft gedacht aan zijn eigen financiële gewin en niet heeft stilgestaan bij de gevolgen hiervan voor de slachtoffers.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 oktober 2018, is de verdachte veelvuldig veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Het hof heeft voorts – gelet op de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht – acht geslagen op het feit dat de verdachte op 25 augustus 2015 door dit hof is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren wegens (onder andere) een groot aantal woninginbraken.
In het voordeel van de verdachte weegt het hof mee dat op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep aannemelijk is geworden dat het leven van de verdachte een positieve wending heeft genomen. Gelet hierop, alsmede op het tijdsverloop en de eerder genoemde veroordeling door dit hof, acht het hof thans een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geen passende sanctie en zal het hof een taakstraf opleggen in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Hoewel de verdachte een inreisverbod is opgelegd voorziet het hof geen problemen bij de uitvoering van een taakstraf. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat in het geval van illegaal verblijf in Nederland het opleggen van een taakstraf niet onmogelijk is. In deze zaak achten zowel de verdediging als de advocaat-generaal een taakstraf voor de verdachte uitvoerbaar. De verdachte heeft verklaard dat er een procedure loopt over de vraag of hij in Nederland mag blijven en hij heeft een adres waarop de reclassering hem kan bereiken.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat in beginsel een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Het hof stelt evenwel vast dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden met bijna 10 maanden, nu de berechting in hoger beroep niet heeft plaatsgevonden binnen twee jaren. Immers is namens de verdachte op 5 februari 2016 hoger beroep ingesteld en is het arrest gewezen op 21 november 2018.
Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de strafmaat in die zin, dat in plaats van de hiervoor overwogen taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen, een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen, zal worden opgelegd.
Het hof zal geen aftrek van voorarrest gelasten. Op grond van het eerdergenoemde uittreksel Justitiële Documentatie, in samenhang bezien met het zich bij de stukken bevindende detentieoverzicht betreffende de verdachte, concludeert het hof dat het door de verdachte (ook ten aanzien van de in de onderhavige zaak bewezenverklaarde feiten) ondergane voorarrest geheel in mindering is gebracht op de straf die op 25 augustus 2015 door dit hof aan de verdachte is opgelegd en welke straf ook reeds door de verdachte is ondergaan.
In beslag genomen voorwerpen
Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen zoals vermeld op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen overweegt het hof als volgt.
Met de rechtbank en overeenkomstig de standpunten van de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat de inbeslaggenomen identiteitskaarten en de [y] pas zullen worden onttrokken aan het verkeer nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en dat ten aanzien van de inbeslaggenomen mobiele telefoon een last tot teruggave aan de verdachte zal worden gegeven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • cash pasport [y];
  • kaart op naam van [persoon], [geboortejaar] 1976;
  • valse ID-kaart op naam van [persoon], [geboortejaar] 1976.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- Apple iPhone 4, scherm gebarsten.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. van de Poll,
mr. B.P. de Boer en mr. W.M. Limborgh, in bijzijn van de griffier mr. M.M. Dijk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 november 2018.
Mr. W.M. Limborgh en mr. M.M. Dijk zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.