ECLI:NL:GHDHA:2018:3342

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2018
Publicatiedatum
5 december 2018
Zaaknummer
22-001770-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rijden onder invloed van amfetamine en GHB met waarschuwing door verbalisant

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1978, werd beschuldigd van rijden onder invloed van amfetamine en GHB. Ondanks een waarschuwing van een verbalisant om niet te rijden, is de verdachte toch in de auto gestapt. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis, en tot een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.

De zaak kwam voor het hof na een eerdere veroordeling in eerste aanleg, waar de verdachte een taakstraf van 40 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid kreeg opgelegd. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zou worden bevestigd, maar het hof oordeelde dat het vonnis niet in stand kon blijven. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan.

De verdediging voerde aan dat de verdachte leed aan PTSS, waardoor hij geen weerstand kon bieden aan drugs. Het hof verwierp dit verweer, oordelend dat de beslissing om te rijden na druggebruik, ondanks de waarschuwing, de verdachte kon worden aangerekend. De straf werd gemotiveerd op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij het hof rekening hield met zijn verleden en de mogelijkheid tot rehabilitatie.

Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de beslissing genomen om de verdachte te veroordelen tot de genoemde straffen, waarbij de verkeersveiligheid voorop stond.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001770-18
Parketnummer: 96-254416-17
Datum uitspraak: 28 november 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 20 april 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1978,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 14 november 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis alsmede tot een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 29 mei 2017 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een/meer stof(fen), te weten amfetamine, en/of GHB, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op
of omstreeks29 mei 2017 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van
een/meerstof
(fen
), te weten amfetamine, en
/ofGHB, waarvan hij
wist ofredelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hiertoe heeft hij – kort samengevat – aangevoerd dat de verdachte ten tijde van het feit leed aan PTSS waardoor hij geen weerstand kon bieden aan drugs en dat derhalve ook de ten laste gelegde gedraging hem niet kan worden toegerekend.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe het volgende.
Naar het oordeel van het hof is het mogelijk dat het gebruik van drugs door de verdachte samenhing met zijn PTSS problematiek. Dit impliceert echter niet dat de beslissing om na druggebruik, waarbij hij onwel is geworden, en ondanks een waarschuwing dat niet te doen toch te gaan rijden hem niet kan worden aangerekend. De verdachte is door een politieagent gewaarschuwd dat hij niet moest gaan rijden. Desondanks is de verdachte dat toch gaan doen. De verdachte is dan ook verantwoordelijk voor deze beslissing en dit kan hem ook toegerekend worden.
Nu er geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, is de verdachte dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf en bijkomende straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan rijden onder invloed van amfetamine en GHB. Ondanks dat de verdachte gewaarschuwd is door de verbalisant dat hij niet moest gaan rijden is de verdachte toch in de auto gestapt en is hij gaan rijden. Door zijn handelen heeft de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 oktober 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het feit dat het strafontslag van de verdachte wegens plichtsverzuim (door het gebruik van harddrugs) is herroepen en dat hij zijn werkzaamheden bij de politie mogelijk weer kan hervatten. Daarnaast heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde hier nog niet was uitbehandeld voor de PTSS waarmee hij langere tijd en in ernstig mate aan heeft geleden.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen. Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. TH.P.L. Bot,
mr. H.P.CH. van Dijk en mr. H.M.D. de Jong, in bijzijn van de griffier mr. M.S. Ferenczy.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 november 2018.
De griffier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.