ECLI:NL:GHDHA:2018:3341

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2018
Publicatiedatum
5 december 2018
Zaaknummer
22-001996-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bedreiging met zware mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van bedreiging van de aangeefster door haar meerdere sms-berichten te sturen met een bedreigende inhoud. De tenlastelegging omvatte bedreigingen met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling. De verdachte heeft de bedreigende teksten geuit, waaronder "Kom naar Dordrecht dan gaan we het gevecht aan" en "Ik ga je kapot maken". Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de bedreiging en heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 dag, een taakstraf van 40 uren en een gebiedsverbod van 3 jaren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, de aangeefster, voor een bedrag van € 361,42, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gegrond verklaard, omdat de verdachte de voorwaarden niet heeft nageleefd. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001996-18
Parketnummers: 10-030933-18 en 10-008018-17 (TUL)
Datum uitspraak: 28 november 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 1 mei 2018 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1962,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 14 november 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag met aftrek van voorarrest, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis. Voorts zijn er beslissingen genomen omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf en omtrent de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 januari 2018 te Dordrecht, [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door meerdere, althans een, (sms-)bericht(en) te sturen naar voornoemde [aangeefster] met daarin de bedreigende teksten: "Kom naar Dordrecht dan gaan we het gevecht aan" en/of "Maar jij staat bij mij op de lijst punt uit" en/of "Je weet niet met wie je te maken heb" en/of "Ik ga je kapot makken", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd en daarbij de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd, inhoudende een locatieverbod voor [x] te Dordrecht, voor de duur van 3 jaren, subsidiair 2 weken hechtenis voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Bewijsoverweging
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde bedreiging omdat de uitlatingen wellicht een dreigend karakter hebben, maar dat niet kan worden gesproken van een bedreiging in strafrechtelijke zin.
Het hof verwerpt dit verweer omdat de door de verdachte in de sms-berichten geuite bewoordingen, naar aard en strekking en in de context van het conflict met aangeefster, als bedreigend zijn aan te merken en door aangeefster ook als zodanig konden worden opgevat.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks26 januari 2018 te Dordrecht, [aangeefster] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ofmet zware mishandeling, door meerdere
, althans een, (sms-
)bericht
(en
)te sturen naar voornoemde [aangeefster] met daarin de bedreigende teksten: "Kom naar Dordrecht dan gaan we het gevecht aan" en
/of"Maar jij staat bij mij op de lijst punt uit" en
/of"Je weet niet met wie je te maken heb" en
/of"Ik ga je kapot makken"
, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

bedreiging met zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de straf en op te leggen maatregel
Het hof heeft de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan bedreiging van de aangeefster. De verdachte heeft diverse sms-berichten met een bedreigende inhoud naar de aangeefster gestuurd. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij niet bereid is te accepteren dat de door hem geuite teksten bedreigend zijn en dat hij met dergelijke uitingen bij de aangeefster gevoelens van onrust en angst heeft veroorzaakt.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 oktober 2018, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur alsmede een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Daarnaast zal het hof ook een maatregel, strekkende tot beperking van de vrijheid, zoals bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, opleggen, inhoudende dat de verdachte zich gedurende een periode van 3 jaren niet zal ophouden in het gebied van [x] te Dordrecht.
Vordering tot schadevergoeding [aangeefster]
In het onderhavige strafproces heeft [aangeefster] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 361,42.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 361,42.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve voor dit bedrag aan materiële schade worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is verder van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangeefster]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 361,42 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangeefster].
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 13 maart 2017 onder parketnummer [y] is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met bevel dat die taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene en bijzondere voorwaarden zoals in dat vonnis vermeld.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep, in afwijking van de in eerste aanleg ingediende vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet tenuitvoergelegde straf,
tenuitvoerlegging van het resterende deel van de taakstraf, te weten 20 uren, gevorderd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal zoals door de advocaat-generaal ter terechtzitting is gevorderd de tenuitvoerlegging van het resterende deel van de niet-tenuitvoergelegde straf,
te weten een taakstraf voor de duur 20 uren, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) dag.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Legt op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidinhoudende dat de veroordeelde voor de duur van
3 (drie) jarenzich niet zal ophouden in het navolgende gebied: [x] te Dordrecht.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

Vordering van de benadeelde partij [aangeefster]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangeefster] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 361,42 (driehonderdeenenzestig euro en tweeënveertig cent) bestaande uit € 11,42 (elf euro en tweeënveertig cent) materiële schade en € 350,00 (driehonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangeefster], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 361,42 (driehonderdeenenzestig euro en tweeënveertig cent) bestaande uit € 11,42 (elf euro en tweeënveertig cent) materiële schade en € 350,00 (driehonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 26 januari 2018.
Gelast de
tenuitvoerleggingvan een gedeelte van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 13 maart 2017,
parketnummer [y], te weten van:
een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren,indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis. Wijst de tenuitvoerlegging voor het overige af.
Dit arrest is gewezen door mr. TH.P.L. Bot,
mr. H.P.CH. van Dijk en mr. H.M.D. de Jong, in bijzijn van de griffier mr. M.S. Ferenczy.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 november 2018.
De griffier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.