In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Turkije in 1964, was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 100.000,- subsidiair 365 dagen hechtenis voor het witwassen van geldbedragen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van in totaal ongeveer € 188.090,- en heeft een woning in Den Haag verworven met deze middelen. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden vernietigd en dat de verdachte een gevangenisstraf van 8 maanden zou krijgen, maar het hof heeft de geldboete verlaagd naar € 60.000,-. Het hof oordeelde dat de verdachte door het verbergen van de opbrengsten van misdrijven de integriteit van het financieel en economisch verkeer heeft aangetast. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om de woning en een geldbedrag van € 1.500,- te verbeurd te verklaren afgewezen. De uitspraak is gedaan na onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, waarbij de verdachte zelf verklaarde dat hij sinds zijn aankomst in Nederland in 1985 altijd heeft gewerkt, maar ook zwarte inkomsten heeft genoten. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan het witwassen en hem strafbaar verklaard, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.