ECLI:NL:GHDHA:2018:319

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2018
Publicatiedatum
20 februari 2018
Zaaknummer
200.207.694
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitbreiding van zorgregeling met vakantiedagen voor minderjarige in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin een zorgregeling voor de minderjarige is vastgesteld. De vader verzoekt het hof om de zorgregeling uit te breiden met een vakantieregeling, terwijl de moeder zich daartegen verzet. De vader stelt dat de communicatie tussen hem en de moeder is verbeterd en dat het in het belang van de minderjarige is om meer contact te hebben. De moeder daarentegen wijst op de aanhoudende slechte communicatie en de negatieve impact op de minderjarige. Het hof constateert dat de minderjarige al vijf jaar in een loyaliteitsconflict zit en dat de ouders niet in staat zijn geweest om hun communicatie te verbeteren. Het hof oordeelt dat de huidige zorgregeling, met een uitbreiding van één week in de zomervakantie, het maximaal haalbare is. De vader heeft niet aangetoond dat hij zich flexibeler zal opstellen met meer contact. De beslissing van het hof is dat de minderjarige de derde week van elke zomervakantie bij de vader zal zijn, en de proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 17 januari 2018
Zaaknummer : 200.207.694/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 13-3247
Zaaknummer rechtbank : C/10/422913
[appellant] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. G.D. Haytink te Den Haag,
tegen
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. V. Vos te Rotterdam.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
locatie Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vader is op 19 januari 2017 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 19 oktober 2016 van de rechtbank Rotterdam (hierna te noemen: de bestreden beschikking).
De moeder heeft op 27 juni 2017 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
- op 17 februari 2017 een brief van 16 februari 2017 met bijlagen;
- op 3 april 2017 een journaalbericht van diezelfde datum met bijlagen;
- op 19 april 2017 een journaalbericht van 18 april 2017 met bijlagen;
- op 15 mei 2017 een journaalbericht van 11 mei 2017 met bijlagen;
- op 16 mei 2017 een journaalbericht van 15 mei 2017 met bijlage.
De raad heeft bij brief van 29 november 2017 aan het hof laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
De zaak is op 20 december 2017 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de tussenbeschikkingen van 4 december 2013, 4 april 2014 en 14 augustus 2014 van de rechtbank Rotterdam en naar de bestreden beschikking.
Bij beschikking van 4 december 2013 heeft de rechtbank - voor zover thans van belang - een voorlopige regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) bepaald waarbij de vader een keer per twee weken op zondag contact zal hebben met de minderjarige [naam] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (hierna te noemen: de minderjarige), van 9:30 uur tot 17:00 uur. De behandeling van de zaak is aangehouden in afwachting van het resultaat van de mediation van partijen.
Bij beschikking van 4 april 2014 is een voorlopige zorgregeling bepaald van een weekend per twee weken van zaterdag 9:00 uur tot zondag 17:00 uur. De behandeling van de zaak is aangehouden in afwachting van het verloop van de hulpverlening en de voorlopige zorgregeling.
Bij beschikking van 14 augustus 2014 is de minderjarige onder toezicht gesteld van Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam voor de duur van een jaar. De zaak is voor het overige aangehouden in afwachting op de resultaten van de hulpverleningstrajecten van partijen en de ondertoezichtstelling van de minderjarige.
Bij de bestreden beschikking is een zorgregeling vastgesteld waarbij de vader de minderjarige bij zich zal hebben een weekend per twee weken van zaterdag 9:00 uur tot zondag 17:00 uur. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. De vader verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen (naar het hof begrijpt ten aanzien van de afwijzing van het verzoek tot vaststelling van een vakantieregeling) en, opnieuw zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad rechtdoende, de zorgregeling met een vakantieregeling uit te breiden, kosten rechtens.
2. De moeder verweert zich daartegen en verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van de vader af te wijzen.
3. De vader voert het volgende aan. De communicatie tussen partijen is verbeterd en de huidige weekendregeling verloopt goed. De ondertoezichtstelling is inmiddels afgerond. Volgens de vader is het in het belang van de minderjarige om de zorgregeling met een vakantieregeling uit te breiden. Als de vader meer contact heeft met de minderjarige zal er makkelijker geschoven kunnen worden met de weekendregeling. Daarmee wordt voorkomen dat de relatie en communicatie met de minderjarige en de moeder vertroebeld raakt, zoals nu soms nog het geval is. De minderjarige vraagt zich vaak af waarom zij haar vader niet mag bezoeken in de vakantie. De spanning tussen de moeder en de minderjarige hierover zal dan ook verminderen en de vader zou de minderjarige meer bij haar schoolwerk kunnen ondersteunen.
4. De moeder verweert zich daartegen als volgt. De communicatie tussen partijen is onverminderd slecht. Op advies van de kindercoach wordt daarom gebruik gemaakt van een schriftje, maar de informatie die daarin staat is minimaal. Dat de grootmoeder vaderszijde een groot deel van het jaar bij de vader woont, en de minderjarige daarom geen eigen kamer heeft bij de vader, wordt bijvoorbeeld niet gedeeld. De minderjarige weet dat zij niet naar scouting of verjaarsfeestjes kan als zij bij de vader is en past zich aan de vader aan. Zo moet zij ook een aantal dagen van het scoutingkamp in de zomervakantie missen. Na jaren procederen weet de moeder dat strijden met de vader zinloos is, dus wordt er om de zorgregeling heen gepland. De minderjarige heeft geaccepteerd dat zij niet haar eigen activiteiten kan doen als zij bij de vader is. Bij een vakantieregeling zal nog meer van haar gevraagd worden, terwijl zij al een kwetsbaar meisje is. De ondertoezichtstelling is beëindigd, omdat Jeugdzorg niet meer wist hoe zij partijen verder kon helpen. Het Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (KSCD) heeft onderzoek gedaan om te kijken of uitbreiding van de zorgregeling in het belang van de minderjarige zou zijn. De vader heeft echter zijn deel van het onderzoek en het deel van de minderjarige geblokkeerd, zodat Jeugdzorg hier niets mee kon.
5. Het hof overweegt als volgt. Uit het aan het hof voorliggende dossier en het verhandelde ter zitting komt een zeer zorgelijk beeld naar voren over de positie van de minderjarige. Partijen staan niet op een lijn qua opvoeding, diskwalificeren elkaar als ouders en maken elkaar over en weer verwijten. Sinds het verbreken van hun relatie eind 2012 strijden zij daarbij over de zorgregeling, waarbij zij niet schromen om de minderjarige in de strijd te betrekken. Zowel uit het overgelegde raadsrapport van 14 augustus 2013, als uit de verklaringen van partijen tijdens de mondelinge behandeling bij het hof op 20 december 2017, blijkt dat de minderjarige door haar ouders uitgehoord wordt over de (situatie bij de) andere ouder en mee moet beslissen over wat al dan niet aan de andere ouder wordt gecommuniceerd. De minderjarige bevindt zich al vijf jaar in een loyaliteitsconflict en wordt steeds meer in haar ontwikkeling beschadigd. Waar zij blijkens het raadsrapport in 2013 nog door haar kleuterleidster werd beschreven als een heel lief, vriendelijk en stralend meisje met speelkameraadjes, blijkt nu uit het als productie 1 bij het verweerschrift overgelegde stuk van haar leerkracht van 30 maart 2017 dat de minderjarige onrustig, eenzaam en verdrietig overkomt. Jarenlange procedures, een raadsonderzoek, een mediationtraject, de inzet van diverse professionals en een twee jaar durende ondertoezichtstelling van de minderjarige hebben niet tot een wezenlijke verbetering van de onderlinge verstandhouding tussen de ouders geleid. Het hof acht aannemelijk dat dit ook niet meer gaat gebeuren. Partijen hebben heel veel kansen gehad om hun communicatie te verbeteren, maar zijn daarin niet geslaagd. De minderjarige komt steeds meer knel te zitten. Verdere trajecten waarbij de ouders met elkaar geconfronteerd worden, acht het hof dan ook in strijd met het belang van de minderjarige. Zij is thans negen jaar oud en het is de hoogste tijd dat zij onbezorgd kind mag zijn.
6. Gelet op voormelde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de zorgregeling zoals deze door de rechtbank bij de bestreden beschikking is vastgesteld, het maximaal haalbare is. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de minderjarige gebaat is bij rust, structuur en duidelijkheid. Het hof ziet in de stellingen van de vader geen aanleiding om de zorgregeling, anders dan met een week in de zomervakantie, uit te breiden. Onweersproken is dat de vader kampt met diverse psychische problemen en zijn deel van het KSCD-rapport en dat van de minderjarige heeft geblokkeerd. Voorts is gebleken de minderjarige, in het weekend dat zij bij de vader is, niet naar de scouting of zelfstandig naar een verjaarsfeestje mag gaan. Ook kan zij niet een volledige week naar scoutingkamp in verband met de zorgregeling. Naar het oordeel van het hof heeft de vader op geen enkele manier aannemelijk gemaakt dat hij zich flexibeler zal opstellen als hij meer contact heeft met de minderjarige. Teneinde de vader in staat te stellen om met de minderjarige in de zomervakantie voor langere tijd iets te ondernemen, zal het hof bepalen dat de minderjarige de derde week van iedere zomervakantie bij hem zal doorbrengen. Een verdere uitbreiding zoals door de vader verzocht, acht het hof in strijd met de belangen van de minderjarige.
7. Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.
8. Dit leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking, uitsluitend voor zover daarbij het verzoek van de vader tot het vaststellen van een vakantieregeling is afgewezen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de minderjarige bij de vader zal zijn de derde week van iedere zomervakantie van zaterdag 9:00 uur tot de zaterdag daarop 17:00 uur;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I. Obbink-Reijngoud, J.A. van Kempen en F.R. Salomons, bijgestaan door mr. A.C. van Waning als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 januari 2018.