ECLI:NL:GHDHA:2018:3185

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2018
Publicatiedatum
22 november 2018
Zaaknummer
22-000978-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in diefstalzaak door gebrek aan bewijs van nauwe en bewuste samenwerking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag, dat op 5 maart 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in Polen in 1981 en thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, was beschuldigd van diefstal van flessen wijn uit een winkel in 's-Gravenhage op 2 maart 2018. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de politierechter zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week, met aftrek van voorarrest, en dat een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van één week ten uitvoer zou worden gelegd.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 1 oktober 2018 heeft het hof de zaak onderzocht en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van diefstal. Hoewel de verdachte zich in de nabijheid van de medeverdachten bevond en met hen communiceerde, was er geen wettig en overtuigend bewijs dat hij zelf tot diefstal strekkende uitvoeringshandelingen had verricht. De enkele omstandigheid dat er een bolling aan de voorzijde van zijn jas was waargenomen, was niet voldoende om te concluderen dat hij flessen wijn had weggenomen.

Het hof oordeelde dat er geen sprake was van de vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde. De beslissing van het hof is op 15 oktober 2018 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000978-18
Parketnummers: 09-817395-18 en 13-255805-17 (TUL)
Datum uitspraak: 15 oktober 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 5 maart 2018 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortejaar] 1981,
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 1 oktober 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal toewijzing gevorderd van de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de van 1 week, met aftrek van voorarrest. Voorts is er een beslissing genomen omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep. Voorts is de gevangenhouding ter terechtzitting bevolen.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 02 maart 2018 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, vijf, althans een aantal, flessen wijn, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [winkel] (lokatie Grote Marktstraat), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Voldoende vast is komen te staan dat drie mannen op 2 maart 2018 flessen wijn hebben gestolen in de [winkel] in Den Haag. Tijdens deze diefstal bevond de verdachte zich met enige regelmaat in de directe nabijheid van die mannen en communiceerde hij ook met hen. De verdachte en de drie medeverdachten werden vrijwel direct na de diefstal gezamenlijk aangehouden. Bij de drie medeverdachten werden flessen wijn afkomstig uit [winkel] aangetroffen.
Anders dan de politierechter en de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat de verdachte zelf tot diefstal strekkende uitvoeringshandelingen heeft verricht. De enkele omstandigheid dat bij de verdachte aan de voorzijde van zijn jas een bolling is waargenomen op het moment dat hij uit de [winkel] kwam lopen is onvoldoende redengevend om op basis daarvan te kunnen concluderen dat verdachte één of meer flessen wijn heeft weggenomen, te meer nu de verdachte heeft verklaard dat hij dikke kleding onder zijn jas droeg, papieren in zijn jaszak had en zijn handen in zijn zakken had. Het hof stelt voorts vast dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om te kunnen vaststellen dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de drie andere mannen tot het begaan van de diefstal. Voor zover de verdachte al wist dat de drie mannen bezig waren met het stelen van flessen wijn mag worden gesteld dat hij zich daarvan niet heeft gedistantieerd. Dit levert echter, bij gebreke aan overige belastende feiten en omstandigheden, in deze zaak niet zonder meer de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking op.
Naar het oordeel van het hof dient de verdachte dan ook te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. A.J.M. Kaptein,
mr. H.M.D. de Jong en mr. F.W. van Lottum, in bijzijn van de griffier mr. M.S. Ferenczy.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 oktober 2018.