Appellante voert het volgende aan. Zij stelt zich op het standpunt dat de bewindvoerder buiten haar wettelijke bevoegdheid als bewindvoerder treedt en daarmee de rechthebbende vermogensrechtelijke schade toebrengt. De bewindvoerder beperkt zich in haar taken namelijk niet tot de financiële huishouding van de rechthebbende, maar betrekt daarbij ook de samenleving tussen appellante en de rechthebbende. Volgens appellante proberen derden, waaronder de bewindvoerder, haar uit het leven van de rechthebbende te verbannen. Appellante en de rechthebbende hebben destijds - vóór het ernstige verkeersongeval van de rechthebbende - als levenspartners voor elkaar gekozen en appellante wenst dat die keuze, zoals vastgelegd in de notariële samenlevingsovereenkomst van 17 oktober 1996, wordt gerespecteerd. Zij wenst verder eerbiediging van hun privéleven, hun woning en correspondentie, zonder inmenging van derden. Volgens appellante accepteert de bewindvoerder haar niet als levenspartner van de rechthebbende.
Appellante voert verder aan dat de bewindvoerder haar taken niet naar behoren uitvoert en met haar handelwijze zowel de financiële belangen van de rechthebbende schaadt, als die van appellante. Het betreft onder andere het plotseling en zonder aankondiging stopzetten van de hypotheekbetalingen ter zake van de gezamenlijke woning namens de rechthebbende en het beëindigen van de samenwerking met de accountant van appellante en de rechthebbende, waardoor het voor appellante tot op heden niet mogelijk is geweest de (gezamenlijke) aangifte inkomstenbelasting 2017 in te dienen, met nadelige fiscale consequenties tot gevolg. De bewindvoerder heeft de aangifte inkomstenbelasting 2017 voor de rechthebbende ingediend zonder rekening te houden met het fiscaal partnerschap van de rechthebbende en appellante en heeft daarbij bovendien een onjuist vermogen van de rechthebbende opgegeven, aldus appellante. Verder heeft de bewindvoerder zonder overleg met appellante door de accountant onnodig fiscale werkzaamheden laten verrichten, wat tot onnodige kosten ten laste van het vermogen van de rechthebbende heeft geleid en de oorzaak is geweest van de beëindiging van de samenwerking met de accountant. De verstandhouding tussen appellante en de bewindvoerder is slecht en er hebben zich conflicten tussen hen voorgedaan. Op grond van dit alles stelt appellante zich op het standpunt dat er termen zijn om de bewindvoerder te ontslaan. Immers, volgens appellante is de bewindvoerder kennelijk niet in staat om op een open en constructieve wijze met haar samen te werken. De bewindvoerder onderneemt op eigen houtje acties, zonder overleg over de financiële gevolgen voor de gezamenlijke huishouding van appellante en de rechthebbende. Van een neutrale bewindvoerder is naar de mening van de appellante geen sprake en de bewindvoerder voldoet naar de mening van appellante niet meer aan de eisen om het bewind te kunnen uitvoeren.
Appellante stelt dat zij haar taken als (tweede) bewindvoerder altijd naar behoren heeft uitgevoerd en dat alle belangen van de rechthebbende gewaarborgd zullen zijn indien zij (alleen) bewindvoerder blijft. Van belangenverstrengeling is naar de mening van appellante geen sprake, omdat zij geen conflict met de rechthebbende heeft en hun belangen niet tegenover elkaar staan. Niet de handelingen van appellante, te weten het gezamenlijk indienen van de aangiftes inkomstenbelasting van haarzelf en de rechthebbende en het wijzigen van de zorgverzekering van de rechthebbende, zijn onnodig belastend voor de rechthebbende en gaan ten koste van zijn vermogen, maar juist de handelingen van de bewindvoerder.
Ten slotte stelt appellante zich op het standpunt dat niet juist is dat door haar optreden een behoorlijke uitoefening van het bewind door de bewindvoerder ernstig wordt bemoeilijkt. Zij kan haar handelingen als partner van de rechthebbende in het kader van de gewone gang van de huishouding echter niet meer voortzetten door de handelingen van de bewindvoerder. Daardoor is de doorlopende opdracht aan de accountant voor het doen van gezamenlijke aangifte beëindigd, heeft appellante geen toegang meer tot de gezamenlijke bankrekening met de rechthebbende en is de notariële volmacht zoals overeengekomen in het samenlevingscontract met de rechthebbende op verzoek van de bewindvoerder door de kantonrechter ingetrokken.