Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
,op
of omstreeks27 november 2017 te 's-Gravenhage,
in elk geval in Nederland,als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en
/ofaan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen.
voldoendelucht in het apparaat te blazen. Tevens heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte wel degelijk de aanwijzingen van de verbalisanten heeft opgevolgd maar dat de aanwijzingen vaag waren nu hem niet is verteld hoe hard en hoe lang hij moest blazen. Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte om medische redenen niet kon voldoen aan de instructies en dat aan hem op grond van het vierde lid van artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994 een bloedonderzoek had moeten worden aangeboden. Om bovengenoemde redenen dient – aldus de raadsman – vrijspraak te volgen.
Vorder dan maar mijn rijbewijs in, ik ga niet meer blazen. Ik weiger’, ligt tevens besloten dat hij ook niet heeft
willenvoldoen aan de verplichting tot medewerking van het ademonderzoek.
overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) dagen.
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
10 (tien) maanden.