ECLI:NL:GHDHA:2018:3100

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2018
Publicatiedatum
14 november 2018
Zaaknummer
22-002577-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens schuldheling met geldboete en hechtenis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Roemenië in 1985, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, voor het verwerven en voorhanden hebben van een gestolen iPhone 4. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het eerdere vonnis en een gevangenisstraf van tien dagen voorwaardelijk. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 juni 2013 een iPhone 4 heeft verworven, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. De verdachte had de telefoon kort na verwerving verkocht aan een tweedehandswinkel, zonder onderzoek te doen naar de herkomst. Het hof oordeelde dat de verdachte met aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld en dat er voldoende bewijs was voor schuldheling. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 250,00, subsidiair 5 dagen hechtenis. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten. De beslissing is genomen op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002577-18
Parketnummer: 09-126252-14
Datum uitspraak: 1 november 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 26 juni 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortejaar] 1985,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 18 oktober 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 juni 2013 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, een telefoon (merk: Apple, type: I‑Phone 4) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die telefoon wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van opzetheling zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Verweer
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, overeenkomstig haar overgelegde pleitaantekeningen. Volgens de raadsvrouw kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de telefoon van diefstal afkomstig was.
Het hof overweegt het volgende
Het hof stelt vast dat aangifte is gedaan van diefstal van een iPhone 4 van het merk Apple met imei-nummer [x] op 14 juni 2013 tussen 03:30 uur en 05:00 uur in de trein op het traject tussen Amsterdam Centraal en Rotterdam.
Uit het onderzoek van de politie blijkt dat op 14 juni 2013 om 12:00 uur door de Topshop te Den Haag een mobiele telefoon is ingekocht van het merk iPhone, type 4 en voorzien van imei-nummer [x]. Deze telefoon werd bij de Topshop aangeboden door een persoon die zich legitimeerde met een Roemeense identiteitskaart en bleek te zijn genaamd [verdachte], geboren op [geboortejaar] 1985 te [geboorteplaats] (Roemenië). Uit onderzoek in de politiesystemen bleek dat deze telefoon sedert 14 juni 2013 als gestolen gesignaleerd stond.
De verdachte verklaarde de iPhone te hebben verkocht omdat hij in geldnood zat. Aan het eind van zijn verhoor verklaarde de verdachte echter dat hij de telefoon met het oog op de verjaardag van zijn vrouw heeft verkocht.
Het hof stelt vast dat de verdachte gratis een goed werkende iPhone heeft gekregen. Deze iPhone had blijkens de aangifte een nieuwwaarde van € 700,- en had - gelet op de omstandigheid dat de verdachte de telefoon kort na het verkrijgen daarvan heeft verkocht aan een winkel in tweedehands goederen – ook ten tijde van het voor handen krijgen daarvan door de verdachte nog altijd een significante waarde.
Gelet op deze waarde had de verdachte naar het oordeel van het hof nader onderzoek moeten instellen naar de herkomst van de iPhone. Nu de verdachte dat heeft nagelaten – niet is gebleken dat hij enige vraag over de herkomst van de telefoon heeft gesteld – heeft de verdachte naar het oordeel van het hof gehandeld met de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid.
Hierbij neemt het hof ook in aanmerking dat de verdachte over de omstandigheden waaronder hij de telefoon kreeg een aantoonbaar onjuiste verklaring heeft afgelegd. Hij heeft immers verklaard dat hij de telefoon twee weken vóór 20 juni 2013 heeft gekregen in verband met de verjaardag van zijn vrouw. Uit de aangifte en het onderzoek bij Topshop volgt dat deze verklaring niet overeenkomstig de waarheid is. De telefoon is op 14 juni 2013 gestolen en is door de verdachte nog diezelfde dag verkocht aan Topshop. Hieruit leidt het hof af dat de verdachte kennelijk reeds bij het verkrijgen van de iPhone serieuze twijfels had over de herkomst en zag hij zich om die reden genoodzaakt om tegenover de politie genoemde onjuiste verklaring af te leggen.
Het hof is derhalve van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de iPhone een door misdrijf verkregen goed was.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks14 juni 2013 te 's-Gravenhage,
in elk geval in Nederland,een telefoon (merk: Apple, type: I-Phone 4)
heeft verworven,voorhanden heeft gehad en
/ofheeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het
verwerven of hetvoorhanden krijgen van die telefoon
wist, althansredelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed
(eren)betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

schuldheling.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van schuldheling zoals bewezenverklaard, welk misdrijf het plegen van diefstallen en inbraken lucratief maakt en een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen in stand houdt.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormt.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 63 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 8 juli 2014 onder CJIB nummer [x].
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. J.W. van den Hurk, mr. G. Knobbout en mr. W.M. Limborgh, in bijzijn van de griffier mr. K. Kiela.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 november 2018.