ECLI:NL:GHDHA:2018:3099

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2018
Publicatiedatum
14 november 2018
Zaaknummer
22-000784-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake onttrekking van een minderjarige aan wettig gezag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1979, was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden voor het opzettelijk onttrekken van een minderjarige aan het wettig gezag. De tenlastelegging betrof de periode van 30 december 2013 tot en met 8 april 2014, waarin de verdachte de minderjarige [betrokkene], geboren in 1999, heeft onttrokken aan de voogd van het Leger des Heils. De advocaat-generaal had in hoger beroep gevorderd dat het eerdere vonnis zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de minderjarige opzettelijk heeft onttrokken aan het wettig gezag door hem onderdak te bieden en hem niet te melden bij de autoriteiten. Het hof oordeelde dat de verdachte door haar handelen een significante invloed heeft gehad op de scheiding tussen de minderjarige en zijn voogd. Ondanks de bewezenverklaring heeft het hof besloten geen straf of maatregel op te leggen, gezien het tijdsverloop en het feit dat de minderjarige inmiddels meerderjarig is. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten, terwijl het bewezen verklaarde als strafbaar werd gekwalificeerd zonder verdere sancties op te leggen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000784-16
Parketnummer: 10-084719-14
Datum uitspraak: 18 oktober 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 3 februari 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1979,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 4 oktober 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 30 december 2013 tot en met 8 april 2014 te Groningen en/of Hellevoetsluis, althans in Nederland, opzettelijk een minderjarige, te weten [betrokkene] (geboren op [geboortejaar] 1999), heeft onttrokken en/of onttrokken gehouden aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende, te weten de voogd [voogd] van het Leger des Heils, immers heeft verdachte toen en daar die [betrokkene]:
- opgehaald en/of
- meegenomen naar verschillende adressen en/of
- op die wijze weggehouden van de met het gezag belaste voogd en/of
- voorkomen dat door de betreffende voogd en/of door de politie contact kon worden gelegd met die minderjarige, zulks in strijd met de beschikking van de rechtbank te Groningen d.d. 11 oktober 2011.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in
of omstreeksde periode van 30 december 2013 tot en met 8 april 2014 te Groningen en
/ofHellevoetsluis,
althans in Nederland,opzettelijk een minderjarige, te weten [betrokkene] (geboren op [geboortejaar] 1999),
heeft onttrokken en/ofonttrokken
heeftgehouden aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende, te weten de voogd [voogd] van het Leger des Heils, immers heeft verdachte toen en daar
die [betrokkene]:
- opgehaald en/of
- meegenomen naar verschillende adressen en/of
- op die wijze weggehouden van de met het gezag belaste voogd en/of
- voorkomen dat door de betreffende voogd en/of door de politie contact kon worden gelegd met die minderjarige, zulks in strijd met de beschikking van de rechtbank te Groningen d.d. 11 oktober 2011.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Het hof overweegt dat uit de stukken blijkt dat de minderjarige [betrokkene] zelf is weggelopen bij gelegenheid van een schaatsuitje op 30 december 2013 dat werd georganiseerd door de instelling waar hij op dat moment onder verantwoordelijkheid van de met het gezag over hem beklede voogd verbleef en naar de verdachte is toegegaan. Het hof overweegt voorts dat de verdachte vervolgens [betrokkene] in Groningen onderdak heeft verschaft en hem onder haar hoede heeft genomen en dusdoende hem aan het wettig over hem gestelde gezag onttrokken heeft gehouden door niet de betreffende instanties in te lichten over de verblijfplaats van [betrokkene] en door [betrokkene] daarna mee te nemen uit Groningen en uiteindelijk met hem in Hellevoetsluis te zijn gaan verblijven alwaar zij op 8 april 2014 is aangehouden. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte door aldus te handelen een overwegende invloed gehad op het voortduren van de scheiding tussen de minderjarige en degene die het gezag uitoefende en dus aan het onttrokken houden van [betrokkene] aan het wettig over hem gestelde gezag.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Geen straf of maatregel
Het hof is van oordeel dat met het opleggen van enige straf of maatregel thans geen enkel strafvorderlijk belang meer wordt gediend, mede gelet op het tijdsverloop en de omstandigheid dat deze zoon van de verdachte inmiddels meerderjarig is en er geen enkele aanwijzing is voor het risico dat de verdachte ten aanzien van haar nog minderjarige zoon [zoon] in herhaling zal vallen.
Het hof acht het derhalve raadzaam te bepalen dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde zoals hiervoor overwogen heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door mr. M.P.J.G. Göbbels,
mr. A.M.P. Gaakeer en mr. R.M. Bouritius, in bijzijn van de griffier mr. L.A. Haas.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 oktober 2018.