ECLI:NL:GHDHA:2018:3098
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak wegens gebrek aan wettelijke grondslag voor bevel van politieambtenaar
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 325,-, subsidiair zes dagen hechtenis, omdat zij opzettelijk niet had voldaan aan een bevel van een politieambtenaar. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en vrijspraak van de verdachte.
Het hof heeft vastgesteld dat de wettelijke grondslag voor het bevel van de politieambtenaar ontbrak. De verdachte had op 1 juni 2017 geprobeerd haar woning te betreden, terwijl de politieambtenaar haar had bevolen dit niet te doen, omdat er een vermoeden bestond dat een aan te houden persoon zich in haar woning bevond. Het hof oordeelde dat de "bevriezing" van de situatie, in afwachting van een machtiging tot binnentreden, niet kon worden gerechtvaardigd op basis van artikel 96, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof concludeerde dat er geen andere wettelijke grondslag was om de verdachte de toegang tot haar eigen woning te ontzeggen. Daarom werd het vonnis waarvan beroep vernietigd en werd de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Het arrest is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de zitting.