ECLI:NL:GHDHA:2018:3098

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2018
Publicatiedatum
14 november 2018
Zaaknummer
22-000753-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens gebrek aan wettelijke grondslag voor bevel van politieambtenaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 325,-, subsidiair zes dagen hechtenis, omdat zij opzettelijk niet had voldaan aan een bevel van een politieambtenaar. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en vrijspraak van de verdachte.

Het hof heeft vastgesteld dat de wettelijke grondslag voor het bevel van de politieambtenaar ontbrak. De verdachte had op 1 juni 2017 geprobeerd haar woning te betreden, terwijl de politieambtenaar haar had bevolen dit niet te doen, omdat er een vermoeden bestond dat een aan te houden persoon zich in haar woning bevond. Het hof oordeelde dat de "bevriezing" van de situatie, in afwachting van een machtiging tot binnentreden, niet kon worden gerechtvaardigd op basis van artikel 96, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof concludeerde dat er geen andere wettelijke grondslag was om de verdachte de toegang tot haar eigen woning te ontzeggen. Daarom werd het vonnis waarvan beroep vernietigd en werd de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Het arrest is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000753-18
Parketnummer: 09-098450-17
Datum uitspraak: 23 oktober 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 24 januari 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1972,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 9 oktober 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte van het haar ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Procesgang
In eerste aanleg is de uitgevaardigde strafbeschikking vernietigd en is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van € 325,-, subsidiair zes dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 1 juni 2017 te 's-Gravenhage opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten ter aanhouding en/of opsporing van een (andere) verdachte ex artikel 53 tot en met 55a van het Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten,
[aangever], belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar haar had bevolen of van haar had gevorderd dat zij niet de woning [adres] te Den Haag mocht betreden, hieraan geen gevolg te geven door toch de woning (proberen) te betreden en/of de deur van die woning te openen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan –overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal- behoort te worden vrijgesproken.
Daartoe overweegt het hof dat blijkens het ter zake opgemaakte proces-verbaal het/de in de tenlastelegging bedoelde bevel of vordering hierin bestond dat de politieambtenaar [aangever] aan de verdachte heeft gezegd dat het vermoeden bestond dat een aan te houden persoon zich in haar woning bevond, dat de situatie nu bevroren was en dat zij haar woning niet binnen mocht.
Het hof stelt voorop dat de burger gehouden is gevolg te geven aan een op een wettelijke grondslag berustend(e) bevel of vordering van een politieambtenaar. Die wettelijke grondslag ontbreekt echter in dit geval. “Bevriezing” in afwachting van de uitoefening van een bevoegdheid heeft wettelijke grondslag indien het gaat om doorzoeking ter inbeslagneming (artikel 96, tweede lid, Wetboek van Strafvordering). Voor enkel het in afwachting van een machtiging tot binnentreden, dan wel tot doorzoeking ter aanhouding, ‘bevriezen’ van de situatie kan deze bepaling niet dienen. Van een andere wettelijke grondslag om de verdachte de toegang tot haar eigen woning te ontzeggen is het hof uit het onderzoek ter terechtzitting niet gebleken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 1 juni 2017 onder CJIB nummer [x].
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius,
mr. L.A. Pit en mr. M.A.C.L.M. Bonn, in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 oktober 2018.
Mrs Pit en Bonn zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.