ECLI:NL:GHDHA:2018:3097

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2018
Publicatiedatum
14 november 2018
Zaaknummer
22-001910-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige poging tot doodslag tijdens schietpartij in Rotterdam

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van meervoudige poging tot doodslag na een schietpartij op de Melissantstraat te Rotterdam op 29 augustus 2017. Tijdens deze schietpartij hebben drie personen op een wegrijdende auto geschoten, waarin drie inzittenden zaten. Het hof heeft op basis van camerabeelden en een foto van de verdachte, die op de dag van de schietpartij in de buurt was genomen, vastgesteld dat de verdachte één van de schutters was. De verdachte had een kennelijk leugenachtige verklaring afgelegd over zijn aanwezigheid op de plaats delict, wat het hof als bewijs heeft gebruikt voor zijn betrokkenheid bij de schietpartij.

Het hof oordeelde dat het schieten op een auto met inzittenden, gezien de omstandigheden, een aanmerkelijke kans op de dood van de inzittenden met zich meebracht. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. Het hof benadrukte de ernst van het feit en de impact op de samenleving, en dat dergelijk gewelddadig gedrag niet lichtvaardig moet worden opgevat. De verdachte had geen inzicht getoond in de ernst van zijn daden, wat bijdroeg aan de beslissing om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 45, 47, 57, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001910-18
Parketnummer: 10-690357-17
Datum uitspraak: 23 oktober 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 april 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Dominicaanse Republiek)
op [geboortejaar] 1995,
thans gedetineerd in [PI].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 9 oktober 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het impliciet primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 augustus 2017 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer (nog onbekend gebleven) ander(e) perso(o)n(en), van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een vuurwapen een aantal kogels heeft afgevuurd naar/in de richting van de auto waarin die perso(o)n(en) zich bevond(en), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, eventueel met aanvulling der gronden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd vanwege proceseconomische redenen.
Nadere bewijsoverwegingen
Feiten en omstandigheden
Op grond van de bewijsmiddelen staat het volgende genoegzaam vast.
Op 29 augustus 2017 heeft omstreeks 22:22 uur een schietpartij plaatsgevonden op de Melissantstraat te Rotterdam. Hierbij is door drie personen geschoten op een auto met daarin eveneens drie personen, te weten [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en een onbekend gebleven persoon. De drie beschoten personen zijn – voor zover daarvan blijkt uit het dossier – niet geraakt door de afgevuurde kogels.
Op de zich in het dossier bevindende camerabeelden, gefilmd vanuit een portiek gelegen aan de Melissantstraat, is de schietpartij te zien. Eén van de schutters is gekleed in een donker shirt met witte opdruk en rode schoenen en draagt om zijn linkerarm een op een horloge gelijkend voorwerp met een grote witte wijzerplaat (proces-verbaal van bevindingen met documentcode 1801091030.AMB, pagina 207).
Op de telefoon van [medeverdachte] zijn foto’s aangetroffen, waaronder de foto die in het dossier is gevoegd als foto 1. Op deze foto staat een man met rode sportschoenen met wit aan de zijkant, een zwart Nike shirt met witte opdruk en om zijn linker pols een groot horloge (rapport met documentcode 1711151000.RAP, pagina 160). De verdachte heeft zichzelf herkend als de persoon op die foto (proces-verbaal van verhoor verdachte met documentcode 1801091100.V, pagina 215). Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte nogmaals bevestigd dat hij de persoon op foto 1 is. Onderzoek heeft uitgewezen dat deze foto is genomen op de Melissantstraat 46-50 te Rotterdam, op 29 augustus 2017 om 14:57 uur (proces-verbaal van bevindingen met documentcode 1711151005.AMB, pagina 162).
Kennelijk leugenachtige verklaring
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij op 29 augustus 2017 de hele dag in Den Haag was en dat hij zich die dag niet in de Melissantstraat te Rotterdam heeft bevonden. Daarnaast heeft de verdachte verklaard dat hij niet weet wanneer de hiervoor genoemde foto is genomen, maar dat hij – ook na te zijn geconfronteerd met de resultaten van laatstgenoemd onderzoek - zeker weet dat hij op de dag van de schietpartij, te weten 29 augustus 2017, niet in de Melissantstraat te Rotterdam was.
Het hof bezigt deze verklaring van de verdachte tot het bewijs, nu deze verklaring kennelijk leugenachtig is en klaarblijkelijk is afgelegd om de waarheid te bemantelen, te weten dat hij op 29 augustus 2017 wel degelijk in de Melissantstraat te Rotterdam was en hij bij de ten laste gelegde schietpartij betrokken is geweest. Het hof oordeelt de verklaring van de verdachte als kennelijk leugenachtig voor zover deze verklaring inhoudt dat hij op 29 augustus 2017 niet op de Melissantstraat te Rotterdam is geweest. Die kennelijke leugenachtigheid blijkt uit het niet door de verdediging betwiste onderzoek naar de foto van de verdachte zoals die is aangetroffen in de telefoon van [medeverdachte]. Gelet op de hiervoor genoemde resultaten van dat onderzoek is de verdachte immers wel degelijk op genoemde datum in de Melissantstraat geweest.
Voorwaardelijk opzet op het toebrengen van dodelijk letsel
Verdachte heeft samen met anderen met een vuurwapen geschoten op een voorbij- en wegrijdende personenauto, waarbij die auto ook een aantal maal is geraakt. Dit blijkt uit het feit dat in totaal zes schotbeschadigingen zijn aangetroffen, waaronder één in het bijrijdersportier, één in de rechter middenstijl en één in de sluitnaad van het rechter achterportier. Ter plaatse zijn tien hulzen aangetroffen.
Op het moment dat verdachte op de auto schoot waren er drie personen in die auto, te weten [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en een onbekend gebleven andere persoon. Het schieten op een auto terwijl daar personen in zitten is, zeker gelet op de plaatsen waar deze auto door kogels is getroffen, naar de uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op het doden van de inzittenden van de auto dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Van de genoemde contra-indicaties is het hof niet gebleken.
Het hof gaat er dan ook van uit dat de verdachte (tenminste) voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van de in de tenlastelegging genoemde inzittenden van de auto.
Conclusie
Gelet op de kennelijk leugenachtige verklaring van de verdachte, in onderlinge samenhang bezien met de overeenkomst van specifieke onderscheidende kenmerken (te weten een zwart shirt met witte opdruk, rode schoenen en een groot wit horloge om de pols) tussen één van de schutters die op de camerabeelden te zien is en de verdachte zoals deze blijkens de genoemde foto gekleed was op de dag van de schietpartij, is het hof van oordeel dat vaststaat dat de verdachte één van de schutters is geweest en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag op de drie personen die zich in de auto bevonden waarop onder meer door de verdachte is geschoten.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het impliciet primair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks29 augustus 2017 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/ofeen
of meer (nog onbekend gebleven
)ander
(e
)perso
(o
)n
(en),van het leven te beroven,
althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,met dat opzet met een vuurwapen een aantal kogels heeft afgevuurd
naar/in de richting van de auto waarin die perso
(o)n
(en
)zich bevond
(en
), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

medeplegen van poging tot doodslag, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een meervoudige poging tot doodslag. De verdachte en zijn mededaders hebben op een zomeravond in een dichtbevolkte woonwijk in ieder geval tien keer geschoten op de auto waarin zich drie personen bevonden. Dat hierbij geen dodelijke slachtoffers zijn gevallen, is niet aan de verdachte te danken.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat dergelijk gewelddadig optreden op straat, midden in een woonwijk, niet alleen levensbedreigend en angstaanjagend is voor de slachtoffers, maar ook schokkend voor omwonenden en getuigen van het incident. Dit handelen brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de samenleving met zich en versterkt het gevoel van onveiligheid.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft het hof aansluiting gezocht bij de straffen die in gevallen vergelijkbaar met deze zaak worden opgelegd. Voorts is van belang dat naar het oordeel van het hof uit het oogpunt van zowel generale als speciale preventie een duidelijk en krachtig signaal dient te worden afgegeven dat schietincidenten als de onderhavige in de Nederlandse samenleving bepaald niet licht worden opgevat. Dit alles te meer nu de verdachte geen enkel inzicht heeft getoond in de laakbaarheid van zijn handelen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 september 2018. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld wegens een soortgelijk feit.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat op het onderhavige feit niet anders kan worden gereageerd dan met een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 57, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. M.P.J.G. Göbbels,
mr. T.E. van der Spoel en mr. B.P. de Boer, in bijzijn van de griffier mr. M.T. Sluis.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 oktober 2018.
Mr. B.P. de Boer is buiten staat dit arrest te ondertekenen.