In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, maar na cassatie door de Hoge Raad werd de zaak terugverwezen naar het hof voor herbeoordeling. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 juni 2014 in Rotterdam opzettelijk ongeveer 24.200 gram hennep aanwezig had. De rechtmatigheid van het binnentreden door de politie werd besproken, waarbij het hof oordeelde dat de machtiging tot binnentreden rechtmatig was verleend. De verdediging voerde aan dat de binnentreding onrechtmatig was, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachte in de woning woonden en dat de hennep zich in hun machtssfeer bevond. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.