Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het geding
2.De verdere beoordeling
De beslissing
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een geschil over auteursrecht en de proceskosten. De appellant, vertegenwoordigd door mr. A.J.J. Kreutzkamp, had in een eerder stadium de gelegenheid gekregen om zich uit te laten over de specificatie van de proceskosten van de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. M. Driessen. De appellant heeft echter geen gebruik gemaakt van deze gelegenheid.
In het tussenarrest van 3 juli 2018 heeft het hof geoordeeld dat de grieven van de appellant niet slagen en dat de bestreden vonnissen moeten worden bekrachtigd. De geïntimeerde heeft zijn proceskosten gespecificeerd en begroot op € 5.442,67, waartegen de appellant geen verweer heeft gevoerd. Het hof heeft vastgesteld dat deze kosten onder het indicatietarief voor eenvoudige bodemzaken liggen en heeft geoordeeld dat de kosten redelijk en evenredig zijn.
Het hof heeft vervolgens het vonnis van de rechtbank Den Haag, sector kanton, van 3 oktober 2016 bekrachtigd, de appellant veroordeeld in de kosten van het hoger beroep en verklaard dat de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad is. Deze uitspraak is gedaan ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.