ECLI:NL:GHDHA:2018:3085

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2018
Publicatiedatum
12 november 2018
Zaaknummer
200.207.806/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake auteursrecht en proceskosten in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een geschil over auteursrecht en de proceskosten. De appellant, vertegenwoordigd door mr. A.J.J. Kreutzkamp, had in een eerder stadium de gelegenheid gekregen om zich uit te laten over de specificatie van de proceskosten van de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. M. Driessen. De appellant heeft echter geen gebruik gemaakt van deze gelegenheid.

In het tussenarrest van 3 juli 2018 heeft het hof geoordeeld dat de grieven van de appellant niet slagen en dat de bestreden vonnissen moeten worden bekrachtigd. De geïntimeerde heeft zijn proceskosten gespecificeerd en begroot op € 5.442,67, waartegen de appellant geen verweer heeft gevoerd. Het hof heeft vastgesteld dat deze kosten onder het indicatietarief voor eenvoudige bodemzaken liggen en heeft geoordeeld dat de kosten redelijk en evenredig zijn.

Het hof heeft vervolgens het vonnis van de rechtbank Den Haag, sector kanton, van 3 oktober 2016 bekrachtigd, de appellant veroordeeld in de kosten van het hoger beroep en verklaard dat de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad is. Deze uitspraak is gedaan ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.207.806/01
Zaaknummer rechtbank : 4926219 \ RL EXPL 16-8585
arrest van 20 november 2018
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. A.J.J. Kreutzkamp te Valkenburg aan de Geul,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. M. Driessen te Rotterdam.

1.Het geding

1.1.
Op 3 juli 2018 heeft het hof een tussenarrest gewezen. Voor het verloop van het geding tot dan toe wordt verwezen naar rechtsoverweging 1.1 van dat tussenarrest.
1.2.
Bij het tussenarrest is [appellant] in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de specificatie van de proceskosten van [geïntimeerde]. [appellant] heeft geen gebruik gemaakt van die gelegenheid.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij het tussenarrest heeft het hof geoordeeld dat geen van de grieven van [appellant] slaagt en dat de bestreden vonnissen dus moeten worden bekrachtigd, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep overeenkomstig artikel 1019h van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.2.
Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] zijn proceskosten gespecificeerd en begroot op een bedrag van in totaal € 5.442,67. [appellant] heeft geen verweer gevoerd tegen die kostenopgave. Omdat de kosten ook ruim onder het indicatietarief liggen dat de gerechtshoven hanteren voor een eenvoudige bodemzaak (€ 8.000,-), en mede gelet op het oordeel van het hof bij het tussenarrest dat deze zaak niet kan worden aangemerkt als een zeer eenvoudige, niet bewerkelijke zaak, moet worden geconcludeerd dat de kosten redelijk en evenredig zijn en zal het hof de gevorderde kosten dus volledig toewijzen.
3.
De beslissing
Het hof
3.1.
bekrachtigt het door de rechtbank Den Haag, sector kanton, tussen partijen gewezen vonnis van 3 oktober 2016, zoals verbeterd bij vonnis van 10 november 2016;
3.2.
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 5.442,67;
3.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mr. P.H. Blok, mr. M.P.J. Ruijpers en mr. C.J.J.C. van Nispen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2018 in aanwezigheid van de griffier.