Parketnummers: 10-741094-17 en 10-661136-16
Datum uitspraak: 1 november 2018
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 31 augustus 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd in de Rijks Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek de terechtzitting in eerste aanleg op 6 juni 2017 en
17 augustus 2017 en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 18 oktober 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het hof heeft de in een tweetal inleidende dagvaardingen opgenomen en ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde feiten hieronder van een doorlopende nummering voorzien. Het zal die nummering in dit arrest aanhouden.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
zaak met parketnummer 10-741094-17 1. hij op één of meer tijdstip(pen), gelegen
in of omstreeks de periode van 22 mei 2016 tot en met 21 februari 2017, in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
afbeeldingen, te weten (een) foto('s) en/of (een) video('s) en/of (een) film(s) en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en), te weten één of meer mobiele telefoon(s) en/of laptop(s),
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken
heeft vervaardigd en/of verspreid en/of in bezit gehad,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - (onder meer) bestonden uit:
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had(den) bereikt, waarbij die perso(o)n(en) gekleed zijn/is en/of opgemaakt zijn/is en/of poseren/poseert in een omgeving en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij hun/zijn/haar leeftijd past
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de foto's/film(s) nadrukkelijk de borsten en/of billen en/of vagina van die perso(o)n(en) in beeld wordt gebracht
(waarbij) de afbeelding(aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling,
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
hij op één of meer tijdstip(pen), gelegen
in of omstreeks de periode van 22 mei 2016 tot en met 21 februari 2017 in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
S1 (geboren 2000) en/of S2 (geboren 2000) en/of S3(geboren 2000) en/of S4 (geboren 1999) en/of S5 (geboren 2001) en/of S6 (geboren 1998)
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten (een) (naakt)foto('s) en/of (naakt)video('s), door
- zich voor te doen als Manisha, zijnde een model en/of modellenscout werkzaam bij (naam modellenbureau), en/of
- (vervolgens) (in die valse hoedanigheid) voornoemde perso(o)n(en) via Instagram, althans social media, te benaderen en/of aan die perso(o)n(en) doen voorkomen alsof zij in aanmerking zou(den) komen voor een fotoshoot en/of een contract bij (naam modellenbureau), en/of
- (vervolgens) die perso(o)n(en) te vragen om, in het kader van een zogenaamde selectie / pre-scouting, (naakt)foto's en/of (naakt)video('s) van zichzelf te maken en naar haar, Manisha, zijnde verdachte en/of voornoemde modellenscout, te sturen; 3.
hij op één of meer tijdstip(pen), gelegen
in of omstreeks de periode van 27 oktober 2016 tot en met 21 februari 2017 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans éénmaal, (telkens)
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim,
heeft gedwongen tot de afgifte van (een) (naakt)foto('s) van voornoemde S4, geheel of ten dele toebehorende aan die S4, althans aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s), daartoe aan voornoemde S4 medegedeeld - zakelijk weergegeven - dat als zij geen (naakt)foto's van zichzelf aan hem, verdachte, zou sturen, hij de (naakt)foto's van die S4, die in zijn, verdachtes en/of zijn mededader(s), bezit waren, zou verspreiden en/of op het internet zou plaatsen en/of (aldus) openbaar zou maken;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen), gelegen
in of omstreeks de periode van 27 oktober 2016 tot en met 21 februari 2017 in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans éénmaal, (telkens)
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten het maken en/of versturen van (een) naaktfoto('s) aan hem, verdachte,
door daartoe aan voornoemde S4 mede te delen - zakelijk weergegeven - dat als zij geen (naakt)foto's van zichzelf aan hem, verdachte, zou sturen, hij de (naakt)foto's van die S4, die in zijn, verdachtes en/of zijn mededader(s), bezit waren, zou verspreiden en/of op het internet zou plaatsen en/of (aldus) openbaar zou maken; 4. hij op één of meer tijdstip(pen), gelegen
in of omstreeks de periode van 01 september 2016 tot en met 21 februari 2017 in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans éénmaal, (telkens)
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim,
S1 (geboren 2000) en/of S2(geboren 2000) en/of S3 (geboren 2000) en/of S5 (geboren 2001),
te dwingen tot de afgifte van (een) (naakt)foto('s) van voornoemde perso(o)n(en), geheel of ten dele toebehorende aan die perso(o)n(en), althans aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s), daartoe aan voornoemde perso(o)n(en) medegedeeld - zakelijk weergegeven - dat als zij geen (naakt)foto('s) van zichzelf aan hem, verdachte, zou(den) sturen, hij de (naakt)foto('s) van die perso(o)n(en), die in zijn, verdachtes en/of zijn mededader(s), bezit waren, zou verspreiden en/of op het internet zou plaatsen en/of (aldus) openbaar zou maken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen), gelegen
in of omstreeks de periode van 01 september 2016 tot en met 21 februari 2017 in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans éénmaal, (telkens)
S1 (geboren 2000) en/of S2(geboren 2000) en/of S3 (geboren 2000) en/of S5 (geboren 2001)
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten het maken en/of versturen van (een) (naakt)foto('s) aan hem, verdachte,
door daartoe aan voornoemde perso(o)n(en) mede te delen - zakelijk weergegeven - dat als zij geen (naakt)foto('s) van zichzelf aan hem, verdachte, zou(den) sturen, hij de (naakt)foto('s) van die perso(o)n(en), die in zijn, verdachtes en/of zijn mededader(s), bezit waren, zou verspreiden en/of op het internet plaatsen en/of (aldus) openbaar zou maken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
zaak met parketnummer 10-661136-16 5.
hij op één of meer tijdstip(pen), gelegen
in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 07 juni 2016, in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
afbeeldingen, te weten (een) foto('s) en/of (een) video('s) en/of (een) film(s) en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en), te weten één of meer mobiele telefoon(s),
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken
heeft vervaardigd en/of verspreid en/of in bezit gehad,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - (onder meer) bestonden uit:
het betasten en/of aanraken van de borsten van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt met (een) vinger(s)/hand(en), en/of
het betasten en/of aanraken van de borsten van (een) (ander) perso(o)n(en) met (een) vinger(s)/hand(en) door (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had(den) bereikt, waarbij die perso(o)n(en) gekleed zijn/is en/of opgemaakt zijn/is en/of poseren/poseert in een omgeving en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij hun/zijn/haar leeftijd past
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de foto's/film(s) nadrukkelijk de borsten en/of billen en/of vagina van die perso(o)n(en) in beeld wordt gebracht
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
hij op één of meer tijdstip(pen), gelegen
in of omstreeks de periode van 01 april 2016 tot en met 07 juni 2016 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
S7(geboren 2001) en/of S8(geboren 2002) en/of S9 (geboren 1999) en/of S10 (geboren 2001) en/of S11 (geboren 2000) en/of S12 (geboren 2003) en/of S13 (geboren 1999) en/of S14 (geboren 1999) en/of S15(geboren 2001) en/of S16(geboren 2002),
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten (een) (naakt)foto('s) en/of (naakt)video('s), door
- zich voor te doen als Manisha, zijnde een model en/of modellenscout werkzaam bij (naam modellenbureau), en/of
- (vervolgens) (in die valse hoedanigheid) voornoemde perso(o)n(en) via Instagram, althans social media, te benaderen en/of aan die perso(o)n(en) doen voorkomen alsof zij in aanmerking zou(den) komen voor een fotoshoot en/of een contract bij (naam modellenbureau), en/of
- (vervolgens) die perso(o)n(en) te vragen om, in het kader van een zogenaamde selectie / pre-scouting, (naakt)foto's en/of (naakt)video('s) van zichzelf te maken en naar haar, Manisha, zijnde verdachte en/of voornoemde modellenscout, te sturen;
hij op één of meer tijdstip(pen), gelegen
in of omstreeks de periode van 15 april 2016 tot en met 07 juni 2016 in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans éénmaal, (telkens)
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim,
S7 (geboren 2001) en/of S8 (geboren 2002) en/of S10 (geboren 2001) en/of S11 (geboren 2000) en/of S12 (geboren 2003) en/of S14 (geboren 1999)
te dwingen tot de afgifte van (een) (naakt)foto('s) van voornoemde perso(o)n(en), geheel of ten dele toebehorende aan die perso(o)n(en), althans aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s), daartoe aan voornoemde perso(o)n(en) medegedeeld - zakelijk weergegeven - dat als zij geen (naakt)foto('s) van zichzelf aan hem, verdachte, zou(den) sturen, hij de (naakt)foto('s) van die perso(o)n(en), die in zijn, verdachtes en/of zijn mededader(s), bezit waren, zou verspreiden en/of ophet internet zou plaatsen en/of (aldus) openbaar zou maken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen), gelegen
in of omstreeks de periode van 15 april 2016 tot en met 07 juni 2016 in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans éénmaal, (telkens)
S7(geboren 2001) en/of S8 (geboren 2002) en/of S10 (geboren 2001) en/of S11 (geboren 2000) en/of S12 (geboren 2003) en/of S14 (geboren 1999)
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten het maken en/of versturen van (een) naaktfoto('s) aan hem, verdachte,
door daartoe aan voornoemde perso(o)n(en) mede te delen - zakelijk weergegeven - dat als zij geen (naakt)foto's van zichzelf aan hem, verdachte, zou(den) sturen, hij de (naakt)foto's van die perso(o)n(en), die in zijn, verdachtes en/of zijn mededader(s), bezit waren, zou verspreiden en/of op het internet plaatsen en/of (aldus) openbaar zou maken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 8.
hij op één of meer tijdstip(pen), gelegen in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 30 juni 2015
meermalen, althans éénmaal, (telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
gebruik makende van een technisch hulpmiddel, te weten een mobiele telefoon (met verscheidene toepassingen, waaronder een (digitale) camera), in ieder geval een apparaat geschikt voor het vervaardigen/maken en het opslaan en verzenden van (digitale) afbeeldingen,
waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, te weten S17, aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten een klaslokaal en/of één of meer andere ruimte(s) van het (naam school), (een) (compromitterende) afbeelding(en) heeft vervaardigd; 9.
hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2015 tot en met 31 mei 2015 te ..,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
gebruik makende van een technisch hulpmiddel, te weten een mobiele telefoon (met verscheidene toepassingen, waaronder een (digitale) camera), in ieder geval een apparaat geschikt voor het vervaardigen/maken en het opslaan en verzenden van (digitale) afbeeldingen,
waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, te weten S18, aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten een recreatiewoning, (een) (compromitterende) afbeelding(en) heeft vervaardigd; 10.
hij op of omstreeks 31 december 2014
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een stuk (zwaar en/of illegaal) vuurwerk (te weten een nitraat) aan te steken en/of tot ontbranding te brengen en/of (vervolgens) dat aangestoken stuk vuurwerk, door/via de brievenbus van de woning gelegen aan de .. (onder meer bewoond door S19) (de woning in) te gooien/brengen en/of in de brievenbus van die woning te steken,
terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in die woning aanwezige perso(o)n(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen en/of gemeen gevaar voor genoemde woning en/of de zich in die woning bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen,
te duchten was; Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 december 2014
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk een brievenbus en/of één of meer deur(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan S19, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 3 primair, 4 primair en 7 primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 subsidiair, 5, 6, 7 subsidiair, 8, 9 en 10 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 365 dagen, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht, waarvan 114 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met, naast de wettelijk voorgeschreven algemene voorwaarden, als bijzondere voorwaarden – kort gezegd – een meldplicht, medewerking aan ITB Harde Kern, medewerking aan behandeling door het jeugd-FACT team of een soortgelijke behandeling, medewerking aan de controle van gegevensdragers door de jeugdreclassering en het volgen van onderwijs.
Voorts is aan verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van één jaar opgelegd, inhoudende een contactverbod zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep, met een vervangende jeugddetentie van zeven dagen voor iedere keer dat niet aan die maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden en is de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel bevolen.
In eerste aanleg zijn tevens beslissingen genomen omtrent de in beslag genomen goederen en de vorderingen van de benadeelde partijen met telkens oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, een en ander als nader in het vonnis waarvan beroep omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, behoudens ten aanzien van de opgelegde straf en maatregel, en dat het hof, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel).
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof is, evenals de rechtbank en met de advocaat-generaal en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen aan de verdachte onder
3 primair, 4 primair en 7 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 subsidiair, 5, 6, 7 subsidiair, 8, 9 en 10 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op tijdstippen, gelegen
in de periode van 4 augustus 2016 tot en met 21 februari 2017, in Nederland
meermalen, afbeeldingen, te weten (een) foto('s) en/of (een) video('s)of (een) film(s) en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en), te weten één of meer mobiele telefoon(s) en/of laptop(s),
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - (onder meer) bestonden uit:
het geheel of gedeeltelijk naakt poseren van/door (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had(den) bereikt, waarbij die perso(o)n(en) gekleed zijn/is en/of poseren/poseert in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij hun/haar leeftijd past
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de pose nadrukkelijk de borsten en/of billen van die perso(o)n(en) in beeld wordt/worden gebracht
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling,
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
hij op tijdstip(pen), gelegen
in de periode van 4 augustus 2016 tot en met 21 februari 2017 in Nederland
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
S1 (geboren 2000) en/of S2 (geboren 2000) en/of S3(geboren 2000) en/of S4 (geboren 1999) en/of S5 (geboren 2001) en/of S6 (geboren 1998)
heeft bewogen tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten (een) (naakt)foto('s) en/of (naakt)video('s), door
- zich voor te doen als Manisha, zijnde een modellenscout werkzaam bij (naam modellenbureau), en
- vervolgens in die valse hoedanigheid voornoemde personen via social media, te benaderen en aan die personen doen voorkomen alsof zij in aanmerking zouden komen voor een fotoshoot en/of een contract bij (naam modellenbureau), en
- vervolgens die personen te vragen om, in het kader van een zogenaamde selectie / pre-scouting, (naakt)foto's en/of (naakt)video('s) van zichzelf te maken en naar haar, Manisha, zijnde verdachte, te sturen; 3.
hij op tijdstip(pen), gelegen
in de periode van 27 oktober 2016 tot en met 21 februari 2017 in Nederland
S4 (geboren 1999) door bedreiging met enige feitelijkheid wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten het maken en versturen van naaktfoto('s) aan hem, verdachte,
door daartoe aan voornoemde S4 mede te delen - zakelijk weergegeven - dat als zij geen naaktfoto's van zichzelf aan hem, verdachte, zou sturen, hij de naaktfoto's van die S4, die in zijn, verdachtes, bezit waren, zou verspreiden en/of op het internet zou plaatsen en aldus openbaar zou maken; 4.
hij op tijdstip(pen), gelegen
in de periode van 01 september 2016 tot en met 21 februari 2017 in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
meermalen, S1 (geboren 2000) en/of S2(geboren 2000) en/of S3 (geboren 2000) en/of S5 (geboren 2001) door bedreiging met enige feitelijkheid wederrechtelijk te dwingen iets te doen, te weten het maken en versturen van naaktfoto's aan hem, verdachte,
door daartoe aan voornoemde personen mede te delen - zakelijk weergegeven - dat als zij geen naaktfoto's van zichzelf aan hem, verdachte, zouden sturen, hij de naakfoto's van die personen, die in zijn, verdachtes, bezit waren, zou verspreiden en/of op het internet plaatsen en aldus openbaar zou maken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 5.
hij op tijdstip(pen), gelegen
in de periode van 01 januari 2015 tot en met 07 juni 2016, in Nederland
meermalen, afbeeldingen, te weten (een) foto('s) en/of (een) video('s) en/of (een) film(s) en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en), te weten één of meer mobiele telefoon(s),
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - (onder meer) bestonden uit:
het betasten en/of aanraken van de borsten van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt met (een) vinger(s)/hand(en), en/of
het betasten en/of aanraken van de borsten van (een) (ander) perso(o)n(en) met (een) vinger(s)/hand(en) door (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt
het geheel of gedeeltelijk naakt poseren van/door (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had(den) bereikt, waarbij die perso(o)n(en) gekleed zijn/is en/of poseren/poseert in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij hun/zijn/haar leeftijd past
en/of (waarna) door de pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) nadrukkelijk de borsten en/of billen van die perso(o)n(en) in beeld wordt/worden gebracht
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling.
hij op tijdstip(pen), gelegen
in of omstreeks de periode van 01 april 2016 tot en met 07 juni 2016 in Nederland,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
S7(geboren 2001) en/of S8(geboren 2002) en/of S9 (geboren 1999) en/of S10 (geboren 2001) en/of S11 (geboren 2000) en/of S12 (geboren 2003) en/of S13 (geboren 1999) en/of S14 (geboren 1999) en/of S15(geboren 2001) en/of S16(geboren 2002),
heeft bewogen tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten (een) (naakt)foto('s) en/of (naakt)video('s), door
- zich voor te doen als Manisha, zijnde een modellenscout werkzaam bij (naam modellenbureau), en
- vervolgens in die valse hoedanigheid voornoemde personen via social media, te benaderen en aan die personen doen voorkomen alsof zij in aanmerking zouden komen voor een fotoshoot en/of een contract bij Elite Models, en
- vervolgens die personen te vragen om, in het kader van een zogenaamde selectie / pre-scouting, (naakt)foto's en/of (naakt)video('s) van zichzelf te maken en naar haar, Manisha, zijnde verdachte, te sturen; 7.
hij op tijdstip(pen), gelegen
in de periode van 15 april 2016 tot en met 07 juni 2016
in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
meermalen, S7(geboren 2001) en/of S8 (geboren 2002) en/of S10 (geboren 2001) en/of S11 (geboren 2000) en/of S12 (geboren 2003) en/of S14 (geboren 1999) door bedreiging met enige feitelijkheid wederrechtelijk te dwingen iets te doen, te weten het maken en versturen van naaktfoto's aan hem, verdachte,
door daartoe aan voornoemde personen mede te delen - zakelijk weergegeven - dat als zij geen naaktfoto's van zichzelf aan hem, verdachte, zouden sturen, hij de naaktfoto's van die personen, die in zijn, verdachtes, bezit waren, zou verspreiden en/of op het internet plaatsen en aldus openbaar zou maken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 8.
hij op tijdstip(pen), gelegen
in de periode van 01 januari 2015 tot en met 30 juni 2015
gebruik makende van een technisch hulpmiddel, te weten een mobiele telefoon (met verscheidene toepassingen, waaronder een (digitale) camera
waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, te weten S17, aanwezig op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten een klaslokaal van (naam school), afbeelding(en) heeft vervaardigd; 9.
hij in de periode van 01 mei 2015 tot en met 31 mei 2015 te Rotterdam,
gebruik makende van een technisch hulpmiddel, te weten een mobiele telefoon (met verscheidene toepassingen, waaronder een (digitale) camera),
waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, te weten S18, aanwezig in een woning, te weten een recreatiewoning, compromitterende afbeeldingen heeft vervaardigd; 10.
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een aangestoken stuk (zwaar) vuurwerk door in de brievenbus van de woning gelegen aan de .. te steken,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor genoemde woning en/of de zich in die woning bevindende goederen
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van de onder 1 en 5 ten laste gelegde
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd – zakelijk weergegeven – dat de afbeeldingen die bij de verdachte zijn aangetroffen geen kinderpornografisch materiaal zijn in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht en dat de verdachte derhalve van het onder 1 en 5 ten laste gelegde behoort te worden vrijgesproken. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de gemaakte en verstuurde foto’s ‘slechts’ zijn bedoeld voor opname in een portfolio voor een modellenbureau en niet zijn bestemd voor het opwekken van een seksuele prikkel. Bovendien is aangevoerd dat het om leeftijdgenoten gaat.
Het hof overweegt als volgt.
Door een ambtenaar van politie, verbonden aan het Team Bestrijding Kinderporno en Kindersekstoerisme (hierna kortweg: de zedenrechercheur) is beschreven wat er op de foto’s en de films/video’s te zien is.
Het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en de kennisname door het hof van de zogeheten en tot de processtukken behorende ‘toonmap’ ter terechtzitting in hoger beroep en in raadkamer, heeft het hof niet gebracht tot de conclusie dat de beschrijvingen door de zedenrechercheur onjuist zijn.
Het hof overweegt dat de zedenrechercheur heeft gerapporteerd dat de betrokken minderjarige meisjes een leeftijd hebben van 12 tot 16 jaar dan wel jonger dan 12 jaar zijn. Uit de stukken in het dossier kan worden vastgesteld dat de leeftijd van de betrokken meisjes bij de verdachte bekend was. Diverse meisjes die op de foto’s en video’s/films zijn afgebeeld hebben immers antwoord gegeven op de vragen die door “Manisha”, zijnde -naar het oordeel van het hof- de verdachte, werden gesteld. Een van die vragen betrof hun leeftijd. Gelet op het voorgaande en nu de leeftijd van de betrokken meisjes specifiek kan worden geduid, is voldoende in rechte komen vast te staan dat de afgebeelde meisjes de leeftijd van 18 jaar nog niet hadden bereikt.
Centraal staat de vraag of de foto’s en video’s/films aan te merken zijn als kinderpornografisch materiaal. In juridische bewoordingen ligt meer specifiek de vraag voor of het gaat om afbeeldingen van een seksuele gedraging waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken.
De Hoge Raad heeft zich meermalen uitgelaten over de vraag wat onder een “seksuele gedraging” in de zin van artikel 240b Wetboek van Strafrecht moet worden verstaan. Artikel 240b Wetboek van Strafrecht ziet allereerst op een afbeelding van een gedraging van expliciet seksuele aard, zoals die aan de hand van de afbeelding zelf kan worden vastgesteld, waaronder begrepen het op zinnenprikkelende wijze tonen van de geslachtsdelen of de schaamstreek. Het gaat hierbij om een gedraging die reeds door haar karakter strekt tot het opwekken van seksuele prikkeling.
Voorts ziet artikel 240b Wetboek van Strafrecht op een afbeelding die weliswaar niet een gedraging van expliciet seksuele aard in de hiervoor aangegeven zin toont, maar die, gelet op de wijze waarop zij is tot stand gekomen eveneens strekt tot het opwekken van seksuele prikkeling. Hierbij kan het gaan om een afbeelding van iemand in een houding of omgeving die weliswaar op zichzelf of in andere omstandigheden “onschuldig” zou kunnen zijn, maar die in het concrete geval een onmiskenbaar seksuele strekking heeft.
Met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde overweegt het hof dat op de telefoon van de verdachte afbeeldingen zijn aangetroffen met de bestandsnamen als “..” en “...”, waarvan de volgende beschrijving is gegeven
– zakelijk weergegeven -: het betasten/aanraken van de borsten van een minderjarige met een vinger/hand en het betasten/aanraken door een minderjarige met een vinger/hand. Het hof is van oordeel dat voornoemde afbeeldingen, afbeeldingen zijn met gedragingen van expliciet seksuele aard.
Met betrekking tot de foto’s en/of video’s/films die volgens de raadsman ‘slechts’ zijn gemaakt en verstuurd door de minderjarige meisjes ten behoeve van een portfolio overweegt het hof als volgt. Uit het verhandelde ter terechtzitting en het procesdossier blijkt dat de verdachte de betrokken minderjarige meisjes heeft benaderd en onder valse voorwendselen deze meisjes opdrachten heeft gegeven over de wijze waarop zij moesten poseren. Voorts gaf de verdachte aan de minderjarige meisjes steeds verdergaande opdrachten. De verdachte heeft daarbij nadrukkelijk aangestuurd op het sturen van naaktfoto’s en/of foto’s en video’s/films waarop de ontblote billen en/of ontblote borsten duidelijk zichtbaar zijn.
Gelet op de slinkse wijze waarop de verdachte de foto’s en films/video’s onder valse voorwendselen heeft verkregen en de verdachte steeds verdergaande foto’s heeft gevraagd aan de minderjarige meisjes en daarbij nadrukkelijk heeft aangestuurd op het sturen van foto’s waarbij duidelijk zichtbaar de naakte lichamen van de minderjarige meisjes, de ontblote borsten en/of de ontblote billen en/of schaamstreek in beeld moest(en) worden gebracht, is het hof van oordeel dat de afbeeldingen, gezien deze wijze van tot stand komen, niet anders kunnen worden opgevat dan dat het in bezit hebben van de afbeeldingen geen ander doel heeft gehad dan het opwekken van een seksuele prikkeling.
Het doel waarvoor de afbeeldingen door de minderjarige meisjes zijn verstrekt doet aan dit oordeel niet af.
Dat de afbeeldingen in het concrete geval een onmiskenbaar seksuele strekking hadden, leidt het hof bovendien mede af uit het gedrag van de verdachte. Hij heeft de minderjarige meisjes gevraagd om steeds verdergaande foto’s en/of video’s te sturen en daarbij op een bepaalde wijze te poseren waarbij het ontblote lichaam en/of ontblote borsten en/of ontblote billen uitdrukkelijk in beeld moesten worden gebracht. Zo blijkt dat een van de meisjes die afgebeeld staat op de foto’s en/of video’s in opdracht van de verdachte zich uitkleedt voor een camera en geheel naakt voor de camera ronddraait waardoor haar hele lichaam is te zien en waarbij zij, wederom in opdracht van de verdachte, op haar knieën op bed gaat zitten met haar ontblote billen naar de camera toe, waarbij ze met haar billen heen en weer beweegt.
Ten aanzien van het verweer van de verdediging in hoger beroep dat het om leeftijdgenoten gaat, overweegt het hof als volgt. Het in bezit hebben van naaktfoto’s van minderjarigen levert niet zonder meer kinderporno op in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. Het is niet de bedoeling van de wetgever geweest seksuele gedragingen van minderjarigen in een wederzijdse consensuele en affectieve relatie per definitie te laten vervolgen. Relevante factoren voor het bepalen van dergelijke gevallen zouden daarbij in het bijzonder zijn de concrete gedraging van de verdachte, de leeftijd van de betrokkenen, de instemming van de betrokkenen en het ontbreken van enige aanwijzing voor een risico van verspreiding van de afbeelding(en) onder anderen dan de betrokkenen. Het hof stelt vast dat de verdachte, zoals hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard, met de minderjarige meisjes die afgebeeld staan op de foto’s en films/video’s geen affectieve relatie heeft (gehad). De verdachte heeft bovendien een groot deel van de foto’s en films/video’s onder valse voorwendselen verkregen en in bezit gehad, terwijl de verdachte daarbij de opdrachten gaf foto’s te maken waarbij de nadruk moest liggen op de blote lichamen, de ontblote borsten en ontblote billen van de minderjarigen. Bovendien vroeg de verdachte aan de minderjarigen om foto’s met meer bloot te sturen, ook door met openbaring van eerdere foto’s te dreigen. Het risico van verspreiding lag derhalve in de werkwijze van verdachte besloten.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat de verdachte afbeeldingen als bedoeld in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht in bezit heeft gehad.
Het hof verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het onder 2, 3, 4, 6 en 7 ten laste gelegde
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd – zakelijk weergegeven – dat de verdachte behoort te worden vrijgesproken van het onder 2, 3, 4, 6 en 7 ten laste gelegde. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte zich niet heeft uitgegeven als scout “Manisha” van het modellenbureau (naam modellenbureau). Ter toelichting van voornoemd standpunt is aangevoerd dat verdachte voornoemde “Manisha” niet kan zijn, aangezien gedurende de detentie van de verdachte een ander zich heeft uitgegeven als “Manisha” van het modellenbureau (naam modellenbureau).
Het hof overweegt als volgt.
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen leidt het hof de volgende feiten en omstandigheden af.
Diverse meisjes hebben in 2016 melding gedaan, dat zij op social media waren benaderd door Manisha, een scout bij (naam modellenbureau), met de vraag of zij wat foto’s wilden versturen. Als bevestiging dat zij benaderd waren door (naam modellenbureau), werd er een e-mail gestuurd met het e-mailadres van (naam modellenbureau). De meisjes hebben van zichzelf foto’s verstuurd naar Manisha, sommigen ook naaktfoto’s. Manisha zou ook gebruik maken van de e-mailadressen:
(emailadres modellenbureau);
emailadres manisha(naam modellenbureau).
De politie heeft op 2 juni 2016 een e-mail gestuurd aan één van de vermelde e-mailadressen.
De verdachte is op 7 juni 2016 aangehouden.
Nadat op 4 augustus 2016 de voorlopige hechtenis van de verdachte was geschorst, ontving het team bestrijding kinderporno Rotterdam wederom zeven meldingen van (naam modellenbureau), dat een persoon zich noemende Manisha zich voordeed als scout van (naam modellenbureau). (naam modellenbureau) was benaderd door meisjes en ouders met de mededeling dat een persoon genoemd Manisha op Instagram zich voordeed als scout van (naam modellenbureau). Ook nu werden er bevestigingsmails gestuurd van het emailadres: emailadres eigenares modellenbureau).
Uit het verhandelde ter terechtzitting en het procesdossier stelt het hof – zakelijk weergegeven – het volgende vast:
- De e-mail die door de politie op 2 juni 2016 is verstuurd naar een e-mailadres, waarvan Manisha onder meer gebruik maakte, te weten (emailadres modellenbureau) werd geopend op het IP-adres: ...75. Dit adres is gekoppeld aan het adres .. in (woonplaats verdachte), het adres van de verdachte en zijn ouders.
- Het Instagramaccount dat ‘Manisha’ gebruikte is aangemaakt op 3 april 2016 met gebruikmaking van het IP-adres ...75. Het IP-adres ...75 is gekoppeld aan het woonadres van de verdachte en zijn ouders. Bij het aanmaken van de Instagramaccount is als telefoonnummer opgegeven + ...86. Dit telefoonnummer behoort bij de onder de verdachte inbeslaggenomen Samsung (beslagcode A.A01.2). Met voornoemde telefoon is feitelijk ingelogd op voornoemd Instagramaccount.
- De ter terechtzitting in eerste aanleg verschenen getuige-deskundige ir. Van Eijk heeft desgevraagd verklaard, dat een IP-adres gekoppeld is aan het adres van een huis of bedrijf en dat als berichten verzonden zijn vanaf een IP-adres, dat bericht moet zijn verzonden door iemand, die zich bevindt in of in de zeer dichte nabijheid van dat adres.
- Uit het onderzoek naar de onder de verdachte inbeslaggenomen telefoon Huawei P9 (beslagcode A.A01.1) is gebleken dat mailapplicatie geconfigureerd was voor onder meer de volgende e-mailadressen: (emailadres eigenares modellenbureau) en emailadres manisha(naam modellenbureau), en dat daaruit blijkt dat de verdachte over voornoemde emailaccounts kon beschikken.
- Op de onder de verdachte inbeslaggenomen telefoon Huawei P9 (beslagcode A.A01.1) is een Instagramaccount “S2” geconfigureerd. Op deze account zijn begin februari 2017 foto’s van aangeefster S2 geplaatst en werd aangekondigd dat S2 binnenkort geëxposed zal worden. Op deze telefoon zijn ook afbeeldingen van S2 aangetroffen.
- Van diverse aangeefsters zijn afbeeldingen(foto’s en/of video’s) waarop sommigen geheel of gedeeltelijk naakt zijn te zien, op de telefoons van verdachte aangetroffen.
- In de Samsung telefoon van de verdachte is email- en(snap)chatverkeer tussen “Manisha” en diverse aangeefsters aangetroffen.
- Blijkens digitaal onderzoek naar de internetgeschiedenis op door verdachte gebruikte devices heeft verdachte meerdere sites bezocht en zoektermen gebruikt die te relateren zijn aan “(naam modellenbureau)”, (naam modellenbureau-) modellen scouts.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd met de overige gebezigde bewijsmiddelen, is het hof van oordeel, dat het de verdachte is geweest, die zich heeft voorgedaan als ‘Manisha’, scout van het modellenbureau (naam modellenbureau) en die de bewezenverklaarde handelingen heeft uitgevoerd.
De verdachte heeft in eerste aanleg aangevoerd, dat hij ‘Manisha’ niet kan zijn, omdat iemand anders zich op 2 juli 2016 tijdens zijn detentie heeft voorgedaan als ‘Manisha’. Dat blijkt volgens de verdachte uit de verklaring van betrokkene 1, een vriendin van de verdachte en tevens de dochter van een vriendin van zijn moeder. Zij heeft bij de politie verklaard, dat zij ook is benaderd door Manisha via Instagram. Op haar telefoon is inderdaad een bericht aangetroffen gedateerd op 2 juli 2016, waarin aan haar door Manisha wordt gevraagd: “heb je geen interesse?”. Op deze datum zat de verdachte gedetineerd. Echter, na onderzoek is gebleken, dat op 2 juli 2016 is ingelogd op het Instagramaccount met gebruikmaking van het IP-adres ...75, het IP-adres, dat is gekoppeld aan het woonadres van de verdachte en zijn ouders.
Gelet op hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen, heeft de verdachte in de periode daarvoor de bewezenverklaarde handelingen verricht. Mede in het licht van de gebezigde bewijsmiddelen acht het hof niet aannemelijk dat met betrekking tot de ten laste gelegde feiten een andere persoon dan de verdachte zich heeft voorgedaan als Manisha. Het enkele feit dat iemand – mogelijk iemand uit de directe omgeving van de verdachte om verdachte vrij te pleiten - op 2 juli 2016 gebruik heeft gemaakt van het Instagramaccount en een bericht heeft verstuurd, maakt nog niet dat het niet de verdachte is geweest die in de periode daarvoor en daarna zich als Manisha, scout van het modellenbureau (naam modellenbureau), heeft uitgegeven.
Het hof verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het onder 2 en 6 ten laste gelegde
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd – zakelijk weergegeven – dat de verdachte behoort te worden vrijgesproken van het onder
2 en 6 ten laste gelegde. De raadsman heeft ter adstructie van zijn betoog tot vrijspraak naar voren gebracht dat er geen causaal verband is tussen de ten laste gelegde oplichtingsmiddelen en het ter beschikking stellen van de foto’s, aangezien de aangeefsters een modellencarrière ambieerden.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt. Voor een bewezenverklaring van ‘bewegen tot’, als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht, is voldoende dat zonder aanwending van het bedrieglijke middel het ter beschikking stellen van gegevens, te weten het versturen van (een) (naakt)foto('s) en/of (naakt)video('s), niet zouden zijn gevolgd. Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt ontegenzeggelijk dat de slachtoffers naar de verdachte (een) (naakt)foto('s) en/of (naakt)video('s) hebben verstuurd omdat de verdachte zich voordeed als “Manisha”, modellenscout werkzaam bij (naam modellenbureau), zij in de veronderstelling verkeerden dat, gelet op de mededelingen van voornoemde modellenscout, zij in aanmerking kwamen voor een fotoshoot en/of een contract bij (naam modellenbureau) en verdachte hen in die valse hoedanigheid heeft gevraagd in het kader van een zogenaamde selectie/pre-scouting (naakt)foto's en/of (naakt)video('s) van zichzelf te maken en te versturen.
Het versturen van (een) (naakt)foto('s) en/of (naakt)video('s) stond derhalve naar het oordeel van het hof in direct causaal verband met de aanwending van de bedrieglijke middelen.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het onder 9 ten laste gelegde
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd – zakelijk weergegeven – dat de verdachte behoort te worden vrijgesproken van het onder
9 ten laste gelegde. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat het heimelijk filmen niet bewezen kan worden, nu volgens de raadsman, het filmen openlijk heeft plaatsgevonden en aangeefster in de camera keek. Tevens heeft de raadsman aangevoerd dat de zaak van de medeverdachte (...) is geseponeerd.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het verhandelde ter terechtzitting en het procesdossier blijkt dat nadat aangeefster S18 door de politie is benaderd en het beeldmateriaal aan haar werd getoond, zij tijdens het informatief gesprek zeden heeft verklaard dat zij niet wist dat verdachte dit had gefilmd. Ten overstaan van de raadsheer-commissaris heeft aangeefster verklaard dat het beeldmateriaal zonder haar toestemming is gemaakt en wederom heeft zij verklaard dat zij niet wist dat er een filmpje is gemaakt. Uit de verklaring van (betrokkene 2) afgelegd bij de politie op 4 juli 2016 blijkt dat hij aanwezig was op het moment dat de gebeurtenissen hebben plaatsgevonden die vastgelegd zijn op het beeldmateriaal. Voorts blijkt uit deze verklaring dat (betrokkene 2) ook niet wist dat verdachte een filmpje had gemaakt; hij is er pas later achter gekomen dat verdachte dat gedaan had. De stelling van de raadsman dat de aangeefster in de camera kijkt, wordt niet ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen met documentcode 1606160838.AMB, waarin de verbalisant heeft beschreven wat er op het filmpje te zien is, noch door de overige stukken in het dossier.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd met de overige gebezigde bewijsmiddelen, is het hof van oordeel dat de verdachte compromitterende afbeeldingen van S18 heeft vervaardigd met behulp van een digitale camera van een mobiele telefoon waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt.
Het hof verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
een afbeelding – of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding – van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
oplichting, meermalen gepleegd.
Het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
een ander door bedreiging met een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen, meermalen gepleegd.
Het onder 4 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
poging tot een ander door bedreiging met een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
een afbeelding – of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding – van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
oplichting, meermalen gepleegd.
Het onder 7 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
poging tot een ander door bedreiging met een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen, meermalen gepleegd.
Het onder 8 bewezen verklaarde levert op:
gebruik maken van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, een afbeelding vervaardigen.
Het onder 9 bewezen verklaarde levert op:
gebruik maken van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning, een afbeelding vervaardigen.
Het onder 10 primair bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Het hof heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan oplichting van meerdere (minderjarige) meisjes. De verdachte heeft tevens gedreigd met het openbaar maken van de verkregen (naakt)foto’s, indien de meisjes niet aan zijn verzoek voldeden om (nog meer) naaktfoto’s te sturen. Uit de verklaring van een van de slachtoffers blijkt dat zij, na de bedreiging met openbaarmaking zich gedwongen heeft gevoeld om naaktfoto’s van zichzelf te sturen en dat heeft zij uiteindelijk ook gedaan.
De verdachte benaderde de meisjes via social media en heeft zich in het contact via social media en het
e-mailverkeer tussen hem en de slachtoffers voorgedaan als Manisha, een meisje van ongeveer dezelfde leeftijd als enkelen van de slachtoffers, die door het modellenbureau (naam modellenbureau) in dienst was genomen als modellenscout. Met zelfgecreëerde e-mailadressen heeft de verdachte namens (naam modellenbureau) bevestigd dat de slachtoffers door “Manisha” zijn gescout. Op deze wijze heeft de verdachte nog meer de schijn doen opwekken dat de slachtoffers te maken hadden met (naam modellenbureau). De slachtoffers waren in de oprechte veronderstelling dat zij met een modellenscout aan het praten waren en dat zij kans maakten op een fotoshoot en/of modellencontract bij het modellenbureau (naam modellenbureau). Zij werden ook door verdachte bewogen om bij het verzenden van hun foto’s en video’s de applicatie Snapchat te gebruiken, een applicatie waarop normaliter foto’s en video’s na enkele seconden niet meer zichtbaar zijn. Diverse aangeefsters dachten daardoor ook dat zij bij verzending van foto’s weinig risico op verdere verspreiding liepen. Verdachte gebruikte echter een specifieke applicatie (Mobizen) waarmee hij deze foto’s en video’s wel direct vanaf het scherm van zijn smartphone kon opslaan. De verdachte heeft aldus op een geraffineerde wijze het vertrouwen van de meisjes gewonnen en hen vervolgens misleid. Hij heeft misbruik gemaakt van het door die personen in hem gestelde vertrouwen met als kennelijke doel eigen gewin en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers. De verdachte heeft met zijn handelswijze verschillende (minderjarige) meisjes gedupeerd en heeft de belangen van de (jeugdige) slachtoffers tijdens een kwetsbare periode in hun ontwikkeling geschaad. Uit de verschillende slachtofferverklaringen komt naar voren dat de slachtoffers tot op de dag van vandaag (psychisch) lijden onder de gevolgen van de onderhavige feiten. Bovendien heeft de verdachte door zijn handelwijze het vertrouwen in het gerenommeerde modellenbureau (naam modellenbureau) in het algemeen geschaad. De verdachte is tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis, ondanks de aan hem gestelde voorwaarden, opnieuw begonnen dan wel verder gegaan met het benaderen van (minderjarige) meisjes. Het hof rekent dit verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft de verdachte een grote hoeveelheid kinderpornografisch materiaal in bezit gehad.
Het bezit hiervan is strafbaar om seksueel misbruik van jeugdigen en de exploitatie van dergelijk misbruik tegen te gaan. Centraal hierbij staat de bescherming van de (afgebeelde) jeugdigen. Deze kinderen kunnen psychische schade oplopen die gedurende lange tijd diepe sporen na kan laten. Ook kunnen zij nog geruime tijd achtervolgd worden door de gevolgen van de publicatie van de beelden. In de praktijk is namelijk gebleken dat een afbeelding die eenmaal op internet is aangetroffen, vrijwel onmogelijk blijvend van internet te verwijderen is en nog jarenlang kan opduiken.
Voorts heeft de verdachte in een woning en op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats filmopnames gemaakt van meisjes die hij niet op de hoogte had gebracht van het feit dat zij gefilmd werden. Hiermee heeft de verdachte de privacy van de gefilmde meisjes op onaanvaardbare wijze geschonden.
De verdachte heeft tot slot op oudjaarsavond 2014 aangestoken vuurwerk in de brievenbus van een woning gestoken, waardoor een ontploffing heeft plaatsgevonden. Daarvan was gemeen gevaar voor die woning en/of de zich in de woning bevindende goederen te duchten. Feiten als deze zijn in hoge mate gevaar zettend en brengen gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij teweeg, terwijl ze doorgaans ook grote (financiële) schade veroorzaken.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 oktober 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof voorts onder meer acht geslagen op de navolgende rapportages.
Een psychologisch onderzoek Pro Justitia d.d. 28 juli 2017, opgemaakt en ondertekend door drs. I. Snijders, GZ-psycholoog. Dit rapport houdt onder meer in dat bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de zin van narcistische en antisociale trekken in de persoonlijkheid, waarbij de narcistische trekken voorop staan. Voorts is sprake van een ouder-kind relatieproblematiek. Het recidiverisico is hoog. Een intensieve behandeling is geïndiceerd om de tekorten in de persoonlijkheidsontwikkeling aan te vullen en een herhaling van het delictgedrag te voorkomen. Er wordt geadviseerd een behandeling in een ambulante kader bij een FACT team van Palier (nu: Fivoor) in combinatie met Harde Kern op te nemen als bijzondere voorwaarden in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel.
Drs. I. Snijders, GZ-psycholoog, komt in haar aanvullend rapport d.d. 28 september 2018 tot nagenoeg dezelfde conclusies met betrekking tot de persoonlijkheids-problematiek en het recidiverisico. Gezien de ontkennende en (nog steeds) overwegend ongemotiveerde houding van de verdachte in combinatie met het minimale ziektebesef en -inzicht en de hoge recidivekans, wordt een klinische opname in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel geadviseerd. De geïndiceerde behandeling zou moeten bestaan uit het behandelen van de narcistische en antisociale trekken (en het beoordelen van het al dan niet aanwezig zijn van een persoonlijkheidsstoornis), psycho-educatie, bevorderen van gezonde sociale relatievorming waarbij de verdachte zich bewust is van krenking, onderliggende onzekerheden en de invloed van emoties op zijn keuzes en gedrag, bespreken van het delictgedrag en het werken aan de onderlinge relaties binnen het gezin (zonder overbescherming en verwenning waarbij de verdachte leert zelf verantwoordelijkheid te dragen voor zijn keuzes). Ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 18 oktober 2018 heeft de deskundige wederom benadrukt dat de problematiek dusdanig ernstig is dat intensieve behandeling noodzakelijk is.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een psychiatrisch onderzoek Pro Justitia d.d. 27 juli 2017, opgemaakt en ondertekend door drs. H. van der Lugt, kinder- en jeugdpsychiater, alsmede het aanvullend rapport van voornoemd psychiater d.d. 25 september 2018.
Hieruit blijkt dat de verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling: een bedreigde persoonlijkheid met narcistische en antisociale trekken. Het recidiverisico is hoog. Gezien de ernst van de problematiek, het gebrek aan inzicht van de verdachte, de onmacht van het systeem en de onmogelijkheid grip te krijgen op het gedrag, wordt een intensieve behandeling bij een forensische polikliniek van Palier en een Harde Kern Traject met maximale duur, met als juridische kader een voorwaardelijke PIJ-maatregel geadviseerd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van de rapportages pro justitia van respectievelijk 24 mei 2018, welk rapport is opgesteld en ondertekend door drs. C.M.M. Schuijlenburg, kinder- en jeugdpsychiater, en 22 mei 2018, welk rapport is opgesteld en ondertekend door drs. J.A.M. Gresnigt, klinische psycholoog. Uit eerstgenoemde rapport blijkt dat bij de verdachte onder meer sprake is van een gebrekkige ontwikkeling, in de zin van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale en narcistische trekken. In het rapport van drs. Gresnigt van 22 mei 2018 komt naar voren dat er bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens, zijnde een bedreigde ontwikkeling van zijn persoonlijkheid in narcistische en antisociale richting. Beide deskundigen rapporteren dat het recidivegevaar bij het uitblijven van behandeling hoog wordt ingeschat en dat een behandeling voor zijn problematiek derhalve noodzakelijk is.
Het hof heeft bovendien acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland, d.d. 28 september 2018, opgemaakte en ondertekend door dhr. J. Ivasko, waaruit blijkt dat de reclassering gelet op de ernst van de bij de verdachte bevonden problematiek en zijn afwerende houding ten opzichte van (klinische) behandeling een kader noodzakelijk wordt geacht waarbinnen (gedwongen) behandeling zo veel mogelijk gewaarborgd is. Indien het tenlastegelegde bewezen wordt verklaard, wordt een voorwaardelijke PIJ-maatregel geadviseerd. Deze dient aangevuld te worden met toezicht vanuit de reclassering.
Voorts heeft het hof acht geslagen op het tweede perspectiefplan van De Hartelborgt d.d. 9 augustus 2018, ondertekend door drs. H. van den Berg, GZ-psycholoog, alsmede op het ongedateerde briefrapport van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, opgesteld en ondertekend door (medewerker Jeugdreclassering), jeugdbeschermer. In het briefrapport wordt geadviseerd om het reclasseringstoezicht en -begeleiding uit te laten voeren door Reclassering Nederland.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 18 oktober 2018 is als deskundige gehoord de zittingsvertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. Zij heeft medegedeeld – zakelijk weergegeven – dat de Raad voor de Kinderbescherming het advies alsmede de ingenomen standpunten zoals neergelegd in het rapport van 16 april 2018 handhaaft. De Raad voor de Kinderbescherming is van mening dat de ernst van de problematiek, de mate van disfunctioneren op diverse levensgebieden en de hoge kans op herhaling maken dat behandeling doorgang dient te vinden. De Raad voor de Kinderbescherming acht een intensieve behandeling noodzakelijk om de kans op recidive te minimaliseren. Gelet op de forse zorgen aangaande de persoonlijkheids-ontwikkeling, de hoge kans op herhaling, de afwezigheid van intrinsieke motivatie en het belang dat de verdachte wordt behandeld, wordt er een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel geadviseerd. Voorts is medegedeeld dat een gedragsbeïnvloedende maatregel niet passend wordt gezien, aangezien de verdachte, in geval van recidive dan wel overtreding van de gestelde voorwaarden dan niet toekomt aan de noodzakelijke behandeling.
Door de deskundigen is geadviseerd om een (voorwaardelijke) PIJ-maatregel op te leggen. Het hof stelt vast dat aan de in artikel 77s, eerste lid, onder a, b en c, van het Wetboek van Strafrecht cumulatief gestelde voorwaarden niet is voldaan. Het hof stelt met de rechtbank vast dat hoewel de onder 1 en 5 bewezenverklaarde feiten, misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, tegelijkertijd moet worden vastgesteld dat niet is voldaan aan het vereiste dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de PIJ-maatregel eist. Het hof heeft daarbij betrokken dat de aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen gelet op de aard ervan, hoezeer ook de slachtoffers door verdachte zijn gedupeerd, niet meebrengen dat gevreesd moet worden voor de veiligheid van personen of goederen.
Het onder 10 bewezenverklaarde feit waarvan de strafbedreiging voldoet aan het wettelijk vereiste voor het opleggen van de PIJ-maatregel, dateert van 31 december 2014, terwijl nadien zich geen soortgelijke feiten hebben voorgedaan. In de rapportage komt niet naar voren dat voor herhaling van een soortgelijk feit moet worden gevreesd, noch dat er sprake is van gevaar voor personen of goederen.
Het hof is derhalve van oordeel dat mede gelet op het strafblad van de verdachte de feiten 1, 5 en 10 niet redengevend zijn voor het opleggen van een (voorwaardelijke) PIJ-maatregel.
Gelet op de beschouwingen, conclusies en adviezen van de (gedrags)deskundigen is het hof van oordeel dat er sprake is van een zorgelijke situatie. Met de deskundigen is het hof van oordeel dat, gelet op de aard van zijn persoonlijkheidsproblematiek en hetgeen naar voren is gekomen ter terechtzitting in hoger beroep, het noodzakelijk is dat de verdachte wordt behandeld voor zijn problematiek.
Anders dan de Raad voor de Kinderbescherming is het hof van oordeel dat de ernst van het bewezen verklaarde aanleiding geeft tot het opleggen van een maatregel betreffende het gedrag van de verdachte (hierna: GBM), welke maatregel door het hof, ondanks het kennelijke gebrek aan intrinsieke motivatie van de verdachte, gelet op de problematiek van de verdachte en het recidiverisico ten aanzien van feiten zoals bewezenverklaard onder 1 tot en met 9, ook in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte wordt geacht. Ook is het strakke kader van de GBM noodzakelijk om de kans dat de verdachte terugvalt in ongewenst gedrag en recidiveert te verkleinen.
Ten aanzien van het standpunt van de Raad voor de Kinderbescherming dat van de maatregel zou moeten worden afgezien, omdat de verdachte niet toekomt aan de noodzakelijke behandeling in het geval van overtreding van de voorwaarden, overweegt het hof dat om de veroordeelde aan te sporen het programma van de maatregel te volbrengen naast de vervangende jeugddetentie, de maatregel, ingeval het een veroordeling betreft - zoals hier -, is toegerust met de zogenaamde time-out regeling, die de veroordeelde tot tweemaal toe de gelegenheid geeft bij een niet naar behoren volgen van het programma van de maatregel om na een tijdelijke opneming in een justitiële jeugdinrichting weer opnieuw aan te vangen. Bovendien loopt de gedragsmaatregel niet gedurende de tijdelijke opneming in de justitiële inrichting. Opgemerkt wordt ook dat de GBM eventueel na ommekomst van één jaar met nog één jaar verlengd kan worden, indien nodig.
Voor zover nodig overweegt het hof krachtens de bevoegdheid gegeven in artikel 77wa lid 1 Wetboek van Strafrecht, dat de uit te voeren behandeling door Fivoor dan wel De Waag of een soortgelijke instelling bestaat uit een vorm van zorg als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Jeugdwet.
Dadelijke uitvoerbaarheid GBM
Nu het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte betrokken is geweest bij een reeks van strafbare feiten en hij geen verantwoordelijkheid heeft genomen ten aanzien van die feiten, en in de recente rapportages van de gedragsdeskundigen Schuijlenburg en Gresnigt het recidivegevaar voor soortgelijke strafbare feiten als onder 1 tot en met 9 bewezenverklaard bij het uitblijven van behandeling hoog wordt ingeschat, is het hof van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen. Het hof is gelet op de conclusies van genoemde rapporten over de persoon van de verdachte voorts van oordeel dat de dadelijke uitvoerbaarheid in het belang van de jeugdige verdachte is.
Het hof is - alles afwegende – van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke jeugddetentie, gelijk aan de duur van het voorarrest, in combinatie met een maatregel betreffende het gedrag van de verdachte met na te noemen voorwaarden een passende en geboden straf en maatregel vormen.
Daarnaast zal het hof ook een maatregel, strekkende tot beperking van de vrijheid, in de vorm van een contactverbod opleggen, als nader in het dictum te bepalen. Het hof zal bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Gelet op de rapportages en de omstandigheid dat de verdachte na zijn schorsing op 4 augustus 2016 zich wederom heeft schuldig gemaakt aan dezelfde strafbare feiten, is het hof van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw zich belastend zal gedragen jegens personen.
In beslag genomen voorwerpen
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (zoals genoemd op de beslaglijst), te weten: drie Samsung GSM's (332385, 332460 en 332470), Huawei GSM, laptop, merk Levovo thinkpad Notebook, kleur zwart, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan de in deze zaak bewezen verklaarde feiten is begaan. Het hof zal daarom deze voorwerpen verbeurdverklaren.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Vordering tot schadevergoeding slachtoffer 6
In het onderhavige strafproces heeft S6 zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van
€ 12.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering integraal gehandhaafd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep ook in zoverre zal worden bevestigd,
met inbegrip van de bij dat vonnis opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van
€ 500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat de behandeling van de overige deel van de vordering, in het bijzonder het gestelde gemiste studiejaar ten gevolge van de psychische schade, in het licht van het door en namens de verdachte gevoerde verweer te ingewikkeld is voor het onderhavige strafgeding en een onevenredige belasting daarvan zou betekenen. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer 6
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 500,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer S6.
Vordering tot schadevergoeding slachtoffer 3
In het onderhavige strafproces heeft (ouder van S3) zich als wettelijk vertegenwoordiger van S3 als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van
het onder 2 en 4 ten laste gelegde, tot een bedrag van
€ 2.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering integraal gehandhaafd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep ook in zoverre zal worden bevestigd,
met inbegrip van de bij dat vonnis opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 2 en 4 subsidiair bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer 3
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 500,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer 3.
Vordering tot schadevergoeding slachtoffer 1
In het onderhavige strafproces heeft (ouder van S1) zich als wettelijk vertegenwoordiger van S1 als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van
het onder 2 en 4 ten laste gelegde, tot een bedrag van
€ 6.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering integraal gehandhaafd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep ook in zoverre zal worden bevestigd,
met inbegrip van de bij dat vonnis opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 2 en 4 subsidiair bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer 1
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 500,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer 1.
Vordering tot schadevergoeding slachtoffer 8
In het onderhavige strafproces heeft (ouder van S8) zich als wettelijk vertegenwoordiger van S8 als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot
vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het onder 6 en 7 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 4.574,56 (bestaande uit
€ 2.374,56 materiële schade en € 2.200,00 immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering integraal gehandhaafd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep ook in zoverre zal worden bevestigd,
met inbegrip van de bij dat vonnis opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de posten “reiskosten en de inkomstenderving van de vader” niet kunnen worden aangemerkt als rechtstreekse schade als gevolg van het onder 6 en 7 subsidiair bewezen verklaarde. De benadeelde partij dient derhalve in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 6 en 7 subsidiair bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer 8
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 500,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer 8.
Vordering tot schadevergoeding slachtoffer 7
In het onderhavige strafproces heeft (ouder van S7) zich als wettelijk vertegenwoordiger van S7 als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot
vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het onder 6 en 7 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.400,00 (bestaande uit
€ 400,00 materiële schade en € 1.000,00 immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering integraal gehandhaafd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep ook in zoverre zal worden bevestigd,
met inbegrip van de bij dat vonnis opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof is de vordering tot vergoeding van de geleden materiële schade onvoldoende onderbouwd, zodat de vordering in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De vordering kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 6 en 7 subsidiair bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer 7
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 500,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer 7.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36f, 38v, 38w, 45, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77w, 77wa, 77wc, 77we, 77gg, 139f, 157, 240b, 284 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder
3 primair, 4 primair en 7 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 subsidiair, 5, 6, 7 subsidiair, 8, 9 en 10 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 subsidiair, 5, 6, 7 subsidiair, 8, 9 en 10 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 250 (tweehonderdvijftig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt aan de verdachte op de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de maatregel zal bestaan uit:
- Het op nader te noemen tijdstippen melden bij de Reclassering Nederland, afdeling JOVO, zolang dit door de reclassering noodzakelijk wordt geacht;
- het opvolgen van de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland;
- het zich onder behandeling laten stellen voor zijn problematiek bij Fivoor dan wel De Waag of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van Reclassering Nederland, in het belang van een zo gunstig mogelijke (verdere) ontwikkeling van de inmiddels jong volwassene;
- het volgen van onderwijs, overeenkomstig het door de onderwijsinstelling op te stellen rooster;
- medewerking verlenen aan controle van gegevensdragers door de Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt het afgeven van gebruikersnamen en wachtwoorden.
Bepaalt voor zover nodig dat de uit te voeren behandeling door Fivoor dan wel De Waag of een soortgelijke instelling bestaat uit een vorm van zorg als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Jeugdwet.
Beveelt dat het programma waaruit de maatregel bestaat, dadelijk uitvoerbaar is.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft meegewerkt, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 1 (één) jaar op geen enkele wijze - direct of
indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met
S7(geboren 2001), S8 (geboren 2002), S9 (geboren 1999), S10 (geboren 2001), S11 (geboren 2000), S12 (geboren 2003), S13 (geboren 1999), S14 (geboren 1999), S15 (geboren 2002), S17 ( geboren 16 mei 2000), S18 ( geboren 2000), S1 (geboren 2000), S2 (geboren 2000), S3( geboren 2000), S4 (geboren 1999), S5 (geboren 2001) en S6 (geboren 1998).
Beveelt dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van ten hoogste 7 (zeven) dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Bepaalt dat de totale duur van de vervangende jeugddetentie ten hoogste 6 (zes) maanden bedraagt.
Bepaalt dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- drie Samsung GSM's (332385, 332460 en 332470);
- laptop, merk: Levovo thinkpad Notebook, kleur: zwart.
Vordering van de benadeelde partij slachtoffer 6
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij S6 ter zake van het onder
2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd S6, ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 7 februari 2017.
Vordering van de benadeelde partij slachtoffer 3
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij S3 ter zake van het onder 2 en 4 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd S3, ter zake van het onder 2 en 4 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 5 februari 2017.
Vordering van de benadeelde partij slachtoffer 1
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij S1 ter zake van het onder 2 en 4 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd S1, ter zake van het onder 2 en 4 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 11 november 2016.
Vordering van de benadeelde partij slachtoffer 8
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij S8 ter zake van het onder 6 en 7 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd S8, ter zake van het onder 6 en 7 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 16 mei 2016.
Vordering van de benadeelde partij slachtoffer 7
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij S7 ter zake van het onder 6 en 7 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd S7, ter zake van het onder 6 en 7 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 12 mei 2016.
Dit arrest is gewezen door mr. J.A.C. Bartels, mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen en mr. C.H.M. Royakkers, in bijzijn van de griffier mr. H. Hafti.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 november 2018.