Verkoop onderneming en verdeling opbrengst of schuld bij helfte
15. De vrouw kan zich er niet in vinden dat de rechtbank heeft bepaald dat de onderneming zal worden verkocht. De vrouw betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte geen waarborgen in de verdeling betrokken heeft waar het betreft de verkrijging van een zo goed mogelijke prijs voor de onderneming en/of onderdelen daarvan of waar het betreft de verkrijging van een zo goed mogelijke prijs voor de bedrijfsauto. Daarnaast heeft de rechtbank volgens de vrouw ten onrechte naast de verdeling van de onderneming als geheel ook nog eens afzonderlijke bestanddelen verdeeld, waaronder met name de vordering van [naam 2] van € 50.000,-. Deze schuld moet geacht worden te zijn toebedeeld aan de man, tezamen met andere activa en passiva.
16. De man betwist de stellingen van de vrouw. Daarbij stelt hij dat de conclusie van de rechtbank volgens hem niet onjuist is. Ook als de onderneming als geheel aan een der partijen zou worden toegedeeld dan zal die persoon ook de schulden daarvan moeten dragen. Als de onderneming wordt gestaakt dan zullen partijen ieder de helft van de schuld moeten voldoen.
17. Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting bij het hof is gebleken dat de man de onderneming en de bedrijfsauto inmiddels (deels) heeft verkocht, zonder medewerking van de vrouw. Niet kan worden vastgesteld of er een reële prijs voor de onderneming en/of onderdelen daarvan of voor de bedrijfsauto is verkregen. Ook is er geen inzage verkregen in de hoogte van de schulden van de onderneming. Het hof ziet dan ook aanleiding om voor de vaststelling van de waarde van de activa en de omvang van de schulden van de onderneming ‘ [naam onderneming] ’ inclusief het bedrijfsgebouw en de bedrijfsauto, op de peildatum van 17 februari 2016 een deskundige te benoemen. Gelet op de conflictueuze verhouding tussen partijen en de kosten die gepaard gaan met een deskundigenonderzoek zal het hof uit pragmatische en proceseconomische overwegingen één deskundige in plaats van drie benoemen.
18. Het hof benoemt tot deskundige [naam deskundige] , kantoor: [kantoor] , [adres] , [postcode] [plaats] , telefoonnummer [telefoonnummer] , e-mail
[e-mailadres]
19. Mochten partijen onoverkomelijke bezwaren hebben tegen de benoeming van voormelde deskundige, dan dienen zij die binnen veertien dagen na de datum van deze beschikking aan het hof kenbaar te maken onder vermelding van de naam en gegevens van de door hen gewenste deskundige(n).
In het geding brengen van stukken op grond van artikel 22 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
20. In het kader van het deskundigenonderzoek dient de man binnen 14 dagen na de datum van deze beschikking de navolgende stukken aan de deskundige te doen toekomen:
- alle door de deskundige verlangde stukken met betrekking tot de waardering van de activa (inclusief bedrijfsgebouw en bedrijfsauto) en de omvang van de schulden van de onderneming ‘ [naam onderneming] ’.
21. Het hof wijst erop dat indien een partij zonder gewichtige redenen weigert bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde bescheiden aan de deskundige over te leggen, het hof daaruit de gevolgtrekking kan maken die het geraden acht.
22. De deskundige zal op grond van artikel 198 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering haar opdracht uitvoeren onder leiding van een raadsheer-commissaris.
Aansprakelijkheid deskundige
23. De deskundige wenst haar opdracht alleen te aanvaarden indien haar algemene leveringsvoorwaarden op de opdracht van toepassing zijn.
24. De deskundige dient binnen twee weken nadat haar door de griffier is bericht dat partijen binnen de daarvoor gestelde termijn geen onoverkomelijke bezwaren tegen haar benoeming naar voren hebben gebracht, haar leveringsvoorwaarden te doen toekomen aan het hof, aan de vrouw en aan de man.
Klachten over de deskundige
25. De deskundige dient haar werkzaamheden te verrichten conform de voor haar geldende gedrag- en beroepsregels.
26. Indien een partij een klacht tegen de deskundige wenst in te dienen, dient deze het hof daarvan in kennis te stellen, zodat het hof in staat is - na partijen en de deskundige te hebben gehoord - te beoordelen of die partij conform artikel 198 lid 3 Rv aan het onderzoek zijn of haar medewerking heeft verleend.
27. De opdracht dient door de deskundige zelf te worden uitgevoerd. Het staat de deskundige vrij om bij de uitvoering van haar werkzaamheden zich te laten bijstaan door derden, indien de deskundige dit in de uitvoering van zijn werkzaamheden noodzakelijk acht. Alvorens zij derden bij haar werkzaamheden inzet, zal zij de raadsheer-commissaris inlichten.
28. Het uurtarief van de deskundige bedraagt € 175,- exclusief BTW. De deskundige dient haar declaratie op te stellen aan de hand van de door haar gehanteerde uren en verrichtingenstaat. Het hof zal, alvorens over te gaan tot uitbetaling van de declaratie aan de deskundige, aan partijen om een reactie vragen. Partijen dienen dan binnen tien dagen te laten weten of zij instemmen met de declaratie. Na die periode stelt het hof de declaratie vast en zal overgaan tot uitbetaling.
29. Ter dekking van de kosten van de deskundige stelt het hof een voorschot vast van
€ 2.541,-inclusief BTW. Het hof zal bepalen dat partijen ieder de helft van dit voorschot voorlopig deponeren. Hiertoe ontvangen zij separaat een factuur van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) met betaalinstructies. De deskundige zal met haar onderzoek aanvangen nadat de griffier van het hof haar heeft bevestigd dat voormeld voorschot door het LDCR is ontvangen.
30. Het deskundigenbericht dient binnen 3 maanden na de regiezitting met redenen omkleed toegestuurd te worden aan de griffier van het hof.
31. Indien de advocaten en/of de deskundige vragen hebben over de procedure kunnen zij zich wenden tot mevrouw A.W.M. Verheijen (tel. nr. [telefoonnummer] ).
32. Ten behoeve van het dossier van de deskundige dienen partijen aan de deskundige een kopie van hun paspoort of ander rechtsgeldig identificatiebewijs te verstrekken.
33. Het hof zal tot raadsheer-commissaris benoemen mr. A.E. Sutorius-van Hees en bij haar afwezigheid mr. A.H.N. Stollenwerck.
Vergoeding € 21.327,-
34. De vrouw stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de man aan de vrouw geen € 21.327,- dient te vergoeden. De vrouw is van mening dat tussen partijen is afgesproken dat de man dat bedrag zal (terug)betalen. Deze afspraak moet de man nakomen, aldus de vrouw.
35. De man stelt dat nergens uit blijkt dat hij beloofd heeft om het gestelde bedrag aan de vrouw terug te betalen. De vrouw heeft geen rechtsgrond voor deze vordering.
36. Het hof overweegt als volgt. De vrouw stelt dat zij geld heeft geïnvesteerd in de onderneming ‘De Tropen’ en dat afgesproken is dat de man dat bedrag zou terugbetalen aan de vrouw. Nu partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd geweest, leidt de investering van de vrouw in de onderneming niet tot een vergoedingsrecht. Dit zou wel het geval zijn als er sprake zou zijn van een door de vrouw onder uitsluitingsclausule verkregen geldbedrag dan wel dat het geïnvesteerde bedrag anderszins als privévermogen van de vrouw zou moeten worden aangemerkt. Nu hiervan niet is gebleken, noch vast is komen te staan dat partijen een zodanig vergoedingsrecht zijn overeengekomen, zal het hof, evenals de rechtbank, het verzoek van de vrouw afwijzen en derhalve de bestreden beschikking op dit onderdeel bekrachtigen.