ECLI:NL:GHDHA:2018:298
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake kinderalimentatie en inkomensdaling niet verwijtbaar
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag betreffende de kinderalimentatie. De vader is op 23 mei 2017 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 28 februari 2017, waarin de kinderalimentatie was vastgesteld op € 273,37 per maand. De vader verzoekt het hof om deze beschikking te vernietigen en de kinderalimentatie te verlagen naar € 25,- per maand, omdat hij onvoldoende draagkracht heeft door een inkomensdaling die hij niet kan verwijten. De moeder, die niet op de zitting verscheen, betwist de stellingen van de vader en stelt dat zijn inkomensverlies aan hemzelf te wijten is.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de medische problemen van de vader die zijn verdiencapaciteit beïnvloeden. Het hof oordeelt dat de inkomensdaling van de vader niet verwijtbaar is en dat zijn situatie na 15 juli 2017 ongewijzigd is gebleven. De vader heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij door zijn gezondheidsproblemen niet in staat is om zijn verdiencapaciteit optimaal te benutten.
Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de kinderalimentatie en heeft de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige met ingang van 15 juli 2017 vastgesteld op € 25,- per maand. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het overige verzochte is afgewezen.