3.8Voor de procedure na verwijzing verdient opmerking dat de vraag naar mogelijke aantastbaarheid wegens het niet naleven van het vormvoorschrift van art. 43 lid 2, eerste volzin, Wna moet worden onderscheiden van de vragen of de verklaring van de erflater overeenstemt met diens wil (zie daaromtrent de art. 3:33 en 3:34 BW) en of de uiterste wilsbeschikking is tot stand gekomen onder invloed van een wilsgebrek (zie daaromtrent art. 4:43 BW). Wat betreft deze laatste vragen kunnen in voorkomend geval de getuigen die bij het verlijden van de akte aanwezig zijn geweest, evenals de notaris, een verklaring afleggen.”
14. De Hoge Raad legt aan zijn overwegingen ten grondslag dat de waarborg dat de akte de wil van de erflater weergeeft voldoende is gelegen in de totstandkoming bij notariële akte. Het voorschrift van volledige voorlezing van een notariële akte die in tegenwoordigheid van getuigen wordt verleden, miskent in zijn algemeenheid de notariële functie. Bij het opmaken van een uiterste wil strekt de notariële functie ertoe dat de verklaring van de erflater nauwgezet wordt vastgelegd, welke functie parallel loopt met de functie van voorlezing ten overstaan van de getuigen.
15. Het is dus aan [de geregistreerde partner] te stellen en, bij betwisting aannemelijk te maken, dat door het achterwege laten van volledige voorlezing in aanwezigheid van de getuigen bij het passeren van de akte een specifiek belang is geschonden dat met dit vormvoorschrift wordt gediend. Dit belang moet erin gelegen zijn dat door volledige voorlezing de getuigen beter in staat zouden zijn geweest te beoordelen dat de inhoud van het testament overeenstemt met de werkelijke wil van de erflater.
16. [de geregistreerde partner] stelt dat het belang van voorlezing erin gelegen was dat de getuigen, buiten aanwezigheid van belanghebbenden, moesten kunnen constateren dat de inhoud van het testament strookte met de wil van erflaatster en dat erflaatster bij het vormen en uiten van haar wil niet op ongewenste wijze was beïnvloed door [zoon een] . Als het testament (in alle rust, zonder aanwezigheid van [zoon een] ) in aanwezigheid van de getuigen zou zijn voorgelezen, dan had aan de notaris en aan de getuigen kunnen blijken dat de inhoud van de akte niet strookte met de wil van erflaatster en dat hier sprake was van ongeoorloofde beïnvloeding door [zoon een] .
17. Het hof verwijst in de eerste plaats naar de overweging van de Hoge Raad dat de waarborg dat de akte de wil van erflater weergeeft, voldoende is gelegen in de totstandkoming bij notariële akte. Bij de totstandkoming van het onderhavige testament was sprake van specifieke problemen in de communicatie met erflaatster door haar gebrekkige mogelijkheden zich te uiten. Vast staat dat hierdoor bijzondere eisen aan de communicatie werden gesteld. Het door de notaris aangehaalde stappenplan kon niet geheel gevolgd worden: uit de verklaring van de specialist ouderengeneeskunde blijkt dat erflaatster open vragen niet kon beantwoorden en dat aan de hand van gesloten vragen “uitgeplozen” moest worden wat de wil van erflaatster was. In het licht van deze omstandigheden valt niet in te zien dat integrale voorlezing van het testament in het bijzijn van de getuigen een bijkomende waarborg was geweest voor controle door hen dat de inhoud de wil van erflaatster weergaf. Deze waarborg moest juist gevonden worden in een wijze van communicatie die afgestemd was op de specifieke beperkingen van erflaatster. Het hof komt tot de slotsom dat het enkele achterwege laten van de integrale voorlezing geen grond voor vernietiging van het testament is.
18. Zoals de Hoge Raad overwoog, moet de vraag naar de aantastbaarheid wegens het niet naleven van het vormvoorschrift worden onderscheiden van de vragen of de verklaring van de erflater overeenstemt met diens wil en of de uiterste wilsbeschikking is tot stand gekomen onder invloed van een wilsgebrek.
19. [zoon een c.s.] stellen zich op het standpunt dat deze laatste twee vragen in deze procedure niet aan de orde kan komen omdat:
- [de geregistreerde partner] blijkens de memorie van grieven haar vordering in hoger beroep uitsluitend heeft gestoeld op het geschonden vormvoorschrift van artikel 43 lid 2 eerste volzin Wna;
- zij zich uitsluitend heeft beroepen op vernietigbaarheid van het testament, terwijl de mogelijke wilsgebreken moeten leiden tot nietigheid. Ook in de procedure na verwijzing blijkt uit haar petitum dat de vordering slechts op vernietiging is gestoeld.
20. Het hof is van oordeel dat [de geregistreerde partner] niet alleen het geschonden vormvoorschrift maar ook de stelling dat de wil van erflaatster niet met haar verklaring overeenkwam aan haar vorderingen in eerste aanleg en hoger beroep ten grondslag heeft gelegden daarvan bewijs heeft aangeboden. Deze vraag ligt dus wel degelijk aan het hof ter beoordeling voor. Dat het ontbreken van een met de verklaring overeenstemmende wil leidt tot nietigheid en niet tot vernietigbaarheid - het rechtsgevolg dat door [de geregistreerde partner] is ingeroepen - staat daar niet aan in de weg. Bovendien zou de nietigheid van het testament tot gevolg hebben dat de nalatenschap van erflaatster moet worden afgewikkeld en verdeeld conform het bepaalde in haar testament van 16 november 2007, hetgeen [de geregistreerde partner] als tweede vordering heeft geformuleerd.
21. Andere wilsgebreken liggen naar het oordeel van het hof niet ter beoordeling voor: het hof leest in de stellingen van [de geregistreerde partner] niet het standpunt dat bij erflaatster sprake was van een geestelijke stoornis die haar een redelijke waardering van haar belangen belette (artikel 3:34 BW). Integendeel, haar stellingen veronderstellen dat bij erflaatster sprake was van een “ware wil”, die de notaris door de communicatieproblemen en de bemoeienis van [zoon een] niet zou hebben onderkend. Uit de stellingen van [de geregistreerde partner] vloeit niet voort dat erflaatster haar wil niet kon vormen, maar dat zij beperkt was in haar mogelijkheden om deze te uiten en aan de notaris kenbaar te maken. [kind twee van zoon twee] verklaart weliswaar ter comparitie in eerste aanleg dat erflaatster niet in staat was haar wil te vormen, maar deze stelling ligt niet ten grondslag aan de vordering van [de geregistreerde partner] . Dit standpunt van [kind twee van zoon twee] verdraagt zich ook niet met de stelling van [de geregistreerde partner] dat juist uit het gegeven dat erflaatster kort na het opmaken van het testament van 18 november 2010 te kennen heeft gegeven dat zij haar testament weer wilde wijzigen en daartoe twee gesprekken met notaris [volgt naam] heeft gevoerd, blijkt dat het testament niet strookte met haar ware wil.
22. Het hof leest in de stellingen van [de geregistreerde partner] evenmin een beroep op de wilsgebreken, zoals opgenomen in artikel 4:43 BW. De stelling dat [zoon een] erflaatster op ontoelaatbare wijze heeft beïnvloed kan begrepen worden als een beroep op misbruik van omstandigheden. Indien hier al sprake van is geweest, maakt dit het testament niet vatbaar voor vernietiging (artikel 4:43 lid 1 BW). De overige in dit artikel genoemde wilsgebreken van bedreiging of bedrog zijn niet aan de orde gesteld door [de geregistreerde partner] . Voor zover [de geregistreerde partner] zich erop beroept dat de invloed van [zoon een] ertoe heeft geleid dat erflaatster onder invloed van een onjuiste beweegreden het testament heeft gemaakt, is niet voldaan aan de voorwaarde waaronder een dergelijk testament voor vernietiging vatbaar is: daarvoor moet de veronderstelde omstandigheid, die de beweegreden tot het testament is geweest is, in het testament zelf zijn aangeduid (artikel 4:43 lid 2 BW).
23. De stellingen van [de geregistreerde partner] roepen gerede twijfel in het leven omtrent de vraag of het testament overeenkomt met de wil van erflaatster. Het testament is een authentieke akte, die dwingend bewijs vormt van de waarheid van hetgeen daarin is opgenomen. Tegenbewijs is echter mogelijk. Zoals hiervoor overwogen stelde de beperkingen van erflaatster in haar mogelijkheden zich te uiten specifieke eisen aan de communicatie met haar. De verklaringen van de notaris en de getuigen zijn weinig gedetailleerd over de wijze waarop door de notaris met erflaatster is gecommuniceerd en hoe zij haar wil aan de notaris kenbaar heeft kunnen maken. [de geregistreerde partner] zal worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs, op de wijze zoals hieronder geformuleerd.
24. In afwachting van de bewijslevering wordt iedere verdere beslissing aangehouden.