Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 6 november 2018
Woonstichting Stek,
C.I. Woensdregt,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
de leibomen” over en maakt deze tot de zijne, met uitzondering van de laatste alinea (die begint met “
Met betrekking tot de subsidiaire vordering” op pagina 4 en eindigt met “
Ter plaatse heeft de kantonrechter kunnen constateren dat Woensdregt hieraan heeft voldaan door de leibomen te laten snoeien” op pagina 5). Anders dan de kantonrechter in deze laatste alinea heeft overwogen, heeft Stek naar het oordeel van het hof voldoende gesteld voor toewijzing van de eerste subsidiaire vordering (de vordering onder 1. en 2. op pagina 10 van de dagvaarding in eerste aanleg). Immers, Woensdregt zelf heeft aangegeven dat zij één van de leibomen hoger laat groeien om te verhinderen dat haar bovenburen uitzicht hebben op de bus die zij gebruikt voor het vervoer van haar zieke dochter, wanneer die op de openbare weg (op een speciale parkeerplaats) is geparkeerd. Daarmee staat vast dat de bovenburen een verminderd uitzicht hebben. Naar het oordeel van het hof wordt dit verminderde uitzicht niet gerechtvaardigd door de bedoeling van Woensdregt om haar bovenburen zo het zicht op de bus te ontnemen. Het staat immers vast dat de bovenburen ondanks de hoger groeiende leiboom de bus kunnen bekijken, als zij dat willen. Door deze leiboom hoger te laten groeien veroorzaakt Woensdregt dus een niet gerechtvaardigde vorm van overlast, waartegen Stek kan optreden op grond van artikel 6.6 van de toepasselijke algemene huurvoorwaarden en artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
weekdat Woensdregt in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen, met een maximum (zoals gevorderd) van € 2.000,-.
Het hof ziet aanleiding om in hoger beroep de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.