ECLI:NL:GHDHA:2018:2822
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Ondertoezichtstelling en omgangsregeling tussen ouders van minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige, geboren in 2011. De moeder, verzoekster in het principaal hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikking van de rechtbank Den Haag van 27 september 2017, waarin een omgangsregeling was vastgesteld. De vader, die de minderjarige heeft erkend, heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om ondertoezichtstelling van de minderjarige, omdat er al jaren geen contact tussen hen is geweest. De moeder heeft de omgangsregeling geblokkeerd en heeft niet meegewerkt aan eerdere hulptrajecten.
Het hof heeft vastgesteld dat de moeder niet is verschenen op de zitting en dat de vader al het mogelijke heeft gedaan om de omgang te bewerkstelligen. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om de minderjarige onder toezicht te stellen, omdat het ontbreken van contact met de vader een ernstige bedreiging vormt voor de ontwikkeling van de minderjarige. Het hof heeft besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen van een gecertificeerde instelling voor de periode van een jaar en heeft de bestreden beschikking vernietigd wat betreft de omgangsregeling. De jeugdbeschermer zal de opbouw van de omgang in duur en frequentie bepalen, zodat het belang van de minderjarige het meest gediend is. Tevens zijn de eerder opgelegde dwangsommen aan de moeder vernietigd, omdat de vader deze tot op heden niet heeft kunnen incasseren.