Uit de door [de heffingsambtenaar] overgelegde foto’s blijkt dat op 14 juni 2017 om 11:03 uur het voertuig van [belanghebbende] is waargenomen op de [A] te [B] . Het voertuig stond geparkeerd op een betaald parkeren plaats. Achter de voorruit van [belanghebbendes] voertuig was geen parkeerticket zichtbaar. [Belanghebbende] had op dat moment geen geldig betaalbewijs en heeft niet gehandeld conform de parkeervoorschriften.
De door [belanghebbende] overgelegde getuigenverklaringen van [D] , [E] ,
[F] en [G] , inhoudende dat [belanghebbende] en zijn voertuig op 14 juni 2017 om 11:03 uur aanwezig waren op de [H] te [I] maken onvoldoende aannemelijk dat [belanghebbendes] voertuig op de desbetreffende dag en tijd niet op de [A] te [B] geparkeerd stond. Dat [belanghebbende] mogelijk zelf op 14 juni 2017 om 11:03 uur in
[I] was, wil overigens niet zeggen dat zijn voertuig op dat moment niet op de [A] te [B] geparkeerd stond. Ook de door [belanghebbende] overgelegde parkeertickets (geldig op
14 juni 2017 van 12:59 uur-13:59 uur en 13:54 uur-14:54 uur) maken niet aannemelijk dat [belanghebbendes] voertuig ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslag niet op de [A] te [B] geparkeerd stond. [Belanghebbende] heeft dat verder niet op een andere wijze aannemelijk gemaakt.
Dat de door de parkeercontroleur gehanteerde “handterminal” een foute tijdsinstelling heeft, waardoor de naheffingsaanslag ten onrechte zou zijn opgelegd, is de rechtbank niet gebleken. Hierbij merkt de rechtbank op dat [de heffingsambtenaar] heeft aangevoerd dat de handterminal dagelijks aan de hoofdcomputer van parkeerbeheer wordt gekoppeld en wordt gecontroleerd op de juiste tijd. De rechtbank ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen.
Nu [belanghebbende] zijn voertuig heeft geparkeerd in een betaald parkeren gebied en hij bij de aanvang van het parkeren geen parkeerbelasting heeft voldaan, heeft [de heffingsambtenaar] de naheffingsaanslag terecht aan hem opgelegd.
Dat de aanslag pas na 13.54 uur is opgelegd, is de rechtbank niet gebleken.