In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot aanvulling van de akte van inschrijving van een buitenlandse geboorteakte. De ambtenaar, verzoeker in hoger beroep, heeft het hof verzocht om de akte aan te vullen met een fictieve geboortedatum, omdat de werkelijke geboortedatum van de man niet vaststaat. De rechtbank had eerder in eerste aanleg de aanvulling van de akte toegestaan, maar de ambtenaar was het daar niet mee eens en ging in hoger beroep.
Het hof heeft vastgesteld dat de man de Nederlandse nationaliteit heeft en dat zijn geboorteakte in het register van geboorten van de gemeente is opgenomen met een onvolledige geboortedatum (00-00-1969). De ambtenaar voerde aan dat de wetgeving, met name artikel 1:24 van het Burgerlijk Wetboek, geen ruimte biedt voor het opnemen van fictieve geboortedata in de registers van de burgerlijke stand. Het hof heeft de argumenten van de ambtenaar gevolgd en geconcludeerd dat de wet geen mogelijkheid biedt om een fictieve geboortedatum op te nemen, aangezien de geboortedatum van de man niet vaststaat.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de man om de geboortedatum aan te vullen afgewezen. De beslissing van het hof benadrukt de strikte regels omtrent de registratie van geboortedata en de noodzaak dat deze gegevens feitelijk en verifieerbaar zijn. De overige grieven van de ambtenaar behoefden geen verdere bespreking, en de uitspraak werd gedaan door een collegiaal hof van drie rechters, bijgestaan door een griffier.