ECLI:NL:GHDHA:2018:2708
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- L.F. Gerretsen-Visser
- M.C.R. Derkx
- H.P.Ch. van Dijk
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep voor mishandeling met onvoldoende bewijs
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Groot-Brittannië in 1968, was beschuldigd van mishandeling van een aangeefster op 29 mei 2012 in 's-Gravenhage. De advocaat-generaal had gevorderd dat het eerdere vonnis zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf van dertig uren, subsidiair vijftien dagen hechtenis. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 26 september 2018 heeft het hof de zaak opnieuw onderzocht. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de mishandeling. De processen-verbaal van aanhouding ontbraken, en er was geen overtuigend bewijs dat de aangeefster letsel had opgelopen. De camerabeelden waren te vaag om te concluderen dat de verdachte de aangeefster daadwerkelijk had geslagen.
Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat zij de mishandeling had gepleegd, en sprak haar vrij. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en deed opnieuw recht, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van de beschuldiging van mishandeling.