[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 2000,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 24 januari 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het hof heeft de in een tweetal inleidende dagvaardingen opgenomen en ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde feiten hieronder van een doorlopende nummering voorzien. Het zal die nummering in dit arrest aanhouden.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zaak met parketnummer 10-700107-16:
1.
hij op of omstreeks 10 juli 2015 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer valse of vervalste bankbiljetten van 50 euro heeft uitgegeven;
2.
hij op of omstreeks 08 januari 2016 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van categorie I onder 7° van de Wet Wapens en munitie, te weten een balletjespistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, te weten een pistool van het merk Sig Sauer model 1911 en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 14 februari 2016 te Rotterdam op of aan de openbare wegen, de Randweg en/of Hollandsestraat, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich of een of meer anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk Apple, type Iphone) en/of een of meer fietsen en/of een mes en/of kleding (2 truien en/of één broek) en/of speakers en/of een subwoofer, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Apple, type Iphone) en/of een of meer fietsen en/of een mes en/of kleding (2 truien en/of één broek) en/of speakers en/of een subwoofer, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- achtervolgen van die [aangever] en/of
- zich opdringen aan die [aangever] en/of
- die [aangever] gebieden om te gaan zitten en/of
- meermalen, althans eenmaal die [aangever] gebieden/dwingen om mee te lopen en/of
- die [aangever] gebieden/dwingen om zijn kelder(box/deur) te openen en/of
- ( met kracht) slaan/stompen in/op/tegen het gezicht van die [aangever] en/of
- aan die [aangever] tonen en/of voorhouden van een mes en/of
- rukken/trekken van een telefoon uit de hand(en) van die [aangever] en/of
- ( daarbij) aan die [aangever] (dreigend) toevoegen van de woorden: "Geef je fona" en/of "Geef die kankerfona" en/of "Jij weet niet wie ik ben kill" en/of "Ik ben geen kleine jongen" en/of "Maak die kelderdeur open" en/of "Hé, BJ geef die fiets" en/of "Ga goud pakken en spullen van waarde"" en/of "En pinpas van je moeder" en/of "Ik loop wel mee" en/of "Ik kan je ook gewoon djoeken" en/of "Geef je telefoon"" en/of "Nu, is het mijn fona" en/of "Ik zweer als je aangifte doet, ik neuk je kankermoeder";
zaak met parketnummer 10-690187-16:
4.
hij op of omstreeks 07 januari 2016 te Rotterdam ter uitvoering van het voornemen om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een school, gelegen aan de Putsebocht, weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan het Avicenna College, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en
zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
- een raam/ruit heeft ingegooid en/of
- in die school op zoek is geweest naar dat geld en/of die goederen, terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2, 3 (diefstal in vereniging met geweld en bedreiging met geweld) en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 74 dagen, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met, naast de wettelijk voorgeschreven algemene voorwaarden, als bijzondere voorwaarden – kort gezegd – het verlenen van medewerking aan begeleiding vanuit een jongerencoach en een verplichting tot medewerking tot het verkrijgen en behouden van een dagbesteding, alsmede tot een taakstraf bestaande uit een leerstraf-TACT voor de duur van 35 uren, subsidiair 17 dagen jeugddetentie.
In eerste aanleg is voorts een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing evenwel geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien in zoverre in het ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het inhoudelijke oordeel van het hof onderworpen - zal worden vernietigd, dat de verdachte ter zake van het onder 2, 3 tweede cumulatief/alternatief (diefstal in vereniging met geweld en bedreiging met geweld) en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 74 dagen, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde – kort gezegd – jeugdreclasseringstoezicht, alsmede tot een leerstraf voor de duur van 35 uren, met dien verstande dat op de schriftelijke vordering – kennelijk abusievelijk – de leerstraf niet staat vermeld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan – voor zover aan het inhoudelijke oordeel van het hof onderworpen - niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
(Partiële) vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde
Aan de verdachte is onder meer ten laste gelegd dat hij zich op 14 februari 2016 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever] en/of dat hij op voornoemde datum zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde aangever.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig de aan het hof overgelegde en in het dossier gevoegde pleitaantekeningen, bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de ten laste gelegde afpersing en diefstal met geweld. Hiertoe heeft de raadsman - zakelijk weergegeven - betoogd dat geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor de betrokkenheid van de verdachte bij de afpersing en de diefstal met geweld en bedreiging met geweld, evenmin in de vorm van medepleger.
Met de advocaat-generaal en de verdediging acht het hof dat de ten laste gelegde afpersing, ook in de vorm van medeplegen, niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van het hof kan op grond van de zich in het dossier bevindende stukken – in onderling verband en samenhang bezien – en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep niet worden vastgesteld dat het opzet van de verdachte, ook niet in voorwaardelijke zin, gericht was op het door één of twee andere medeverdachte(n) gepleegde geweld en bedreiging met geweld, zodat de verdachte ten aanzien van dat deel van de tenlastelegging partieel dient te worden vrijgesproken. In het bijzonder is niet komen vast te staan dat de verdachte betrokken was bij de uitvoering van een gemeenschappelijk plan om de aangever af te persen of door geweld of bedreiging met geweld goederen van de aangever te stelen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op
of omstreeks08 januari 2016 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van categorie I onder 7° van de Wet Wapens en munitie, te weten een balletjespistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, te weten een pistool van het merk Sig Sauer model 1911
en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en)voorhanden heeft gehad;
3.
hij op
of omstreeks14 februari 2016 te Rotterdam
op of aan de openbare wegen, de Randweg en/of Hollandsestraat,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,
althans alleen,
met het oogmerk om zich of een of meer anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk Apple, type Iphone) en/of een of meer fietsen en/of een mes en/of kleding (2 truien en/of één broek) en/of speakers en/of een subwoofer, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen
een mobiele telefoon (merk Apple, type Iphone) en/of een of meerfietsen
en/of een mes en/of kleding (2 truien en/of één broek) en/of speakers en/of een subwoofer, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten deletoebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader
(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- achtervolgen van die [aangever] en/of
- zich opdringen aan die [aangever] en/of
- die [aangever] gebieden om te gaan zitten en/of
- meermalen, althans eenmaal die [aangever] gebieden/dwingen om mee te lopen en/of
- die [aangever] gebieden/dwingen om zijn kelder(box/deur) te openen en/of
- (met kracht) slaan/stompen in/op/tegen het gezicht van die [aangever] en/of
- aan die [aangever] tonen en/of voorhouden van een mes en/of
- rukken/trekken van een telefoon uit de hand(en) van die [aangever] en/of
- (daarbij) aan die [aangever] (dreigend) toevoegen van de woorden: "Geef je fona" en/of "Geef die kankerfona" en/of "Jij weet niet wie ik ben kill" en/of "Ik ben geen kleine jongen" en/of "Maak die kelderdeur open" en/of "Hé, BJ geef die fiets" en/of "Ga goud pakken en spullen van waarde"" en/of "En pinpas van je moeder" en/of "Ik loop wel mee" en/of "Ik kan je ook gewoon djoeken" en/of "Geef je telefoon"" en/of "Nu, is het mijn fona" en/of "Ik zweer als je aangifte doet, ik neuk je kankermoeder";
4.
hij op
of omstreeks07 januari 2016 te Rotterdam ter uitvoering van het voornemen om tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een school, gelegen aan de Putsebocht, weg te nemen geld en/of goederen van
zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan het Avicenna College, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader
sen
zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en
/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengendoor middel van braak
en/of verbreking,
- een raam
/ruitheeft ingegooid en
/of
- in die school op zoek is geweest naar dat geld en/of die goederen, terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging ter zake feit 4
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig de aan het hof overgelegde en in het dossier gevoegde pleitaantekeningen, het verweer gevoerd - zakelijk weergegeven - dat de verdachte behoort te worden vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde, wegens gebrek aan bewijs. Daartoe is aangevoerd, kort gezegd, dat het enkele aantreffen van het DNA van de verdachte op de plaats delict niet voldoende bewijs oplevert dat de verdachte degene is geweest die de in de tenlastelegging onder 4 bedoelde poging tot diefstal heeft gepleegd. De raadsman heeft betoogd dat de door de verdachte geschetste alternatieve verklaring voor de aanwezigheid van het bloedspoor – inhoudende dat de verdachte rond de in de tenlastelegging genoemde datum met een bloedneus het schoolgebouw, waar hij op school zat, is binnen gelopen en daar waarschijnlijk bloedsporen heeft achter gelaten – aannemelijk kan worden geacht.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Op grond van het procesdossier alsmede het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 7 januari 2016 vindt er omstreeks 22:13 uur in een school, genaamd Avicenna College, gevestigd aan de Putsebocht 21 te Rotterdam, een poging tot inbraak plaats. Een raam naast de toegangsdeur blijkt te zijn ingeslagen. Uit het politieonderzoek naar deze inbraak is gebleken dat op de binnenmuur onder het ingegooide raam en op een pilaar in de hal bloedsporen zijn aangetroffen. Als de aangever, nadat hij gebeld is door een medewerker van het beveilingsbedrijf omdat het alarm was afgegaan, bij het Avicenna gebouw aankomt, wordt de verdachte nabij de school gezien.
Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 mei 2016, met nr. PL1700-2016008580-9, volgt dat de verbalisant, die de camerabeelden van de school heeft bekeken, relateert dat daarop is te zien dat twee manspersonen de hal van het schoolgebouw inlopen, dat een van deze mannen bij zijn vlucht met zijn blote handen een pilaar in de hal aanraakt en dat daarbij bloed is achtergebleven.
De in de school aangetroffen bloedsporen zijn veiliggesteld en voor nader onderzoek overgebracht naar het NFI. Het bloedspoor dat op een pilaar in de hal is aangetroffen is daarbij voorzien van SIN-nummer AAIT0008NL en het bloedspoor dat op de binnenmuur onder het ingegooide raam is aangetroffen is daarbij voorzien van SIN-nummer AAIT0009NL. Uit het DNA-onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut is gebleken dat de bloedsporen met voornoemd SIN-nummers matchen met het DNA-profiel van de verdachte.
Door de verdediging is aangevoerd dat de verdachte vóór de in de tenlastelegging genoemde datum een bloedneus heeft gehad en dat hij de school is binnengegaan om die bloedneus te stelpen en daarbij
waarschijnlijkbloedsporen heeft achter gelaten. Het hof acht dit door verdachte geschetste alternatieve scenario onvoldoende concreet en evenmin aannemelijk.
Gelet op de voorhanden zijnde bewijsmiddelen gaat het hof dan ook aan het door de verdachte geschetste scenario voorbij. Het betreft immers niet een concreet alternatief scenario, maar slechts een door de verdachte geopperde mogelijkheid, waarvoor bovendien geen enkele steun is te vinden in het dossier.
Daarnaast heeft de raadsman het verweer gevoerd - zakelijk weergegeven - dat er geen sprake is van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening nu het vernielen van een ruit, het betreden van een schoolgebouw en het kort daarna verlaten van de school hiertoe onvoldoende bewijs is.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat de handelingen die de verdachte samen met ander heeft verricht, te weten het in de late avonduren inslaan van een raam die toegang geeft tot het schoolgebouw, het daarna betreden van dat schoolgebouw en daar binnen rondlopen, in hun onderlinge samenhang en naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet anders kan zijn dat deze handelingen gericht waren op het wegnemen van geld of goederen uit de school, door middel van braak.
De verweren van de raadsman worden derhalve verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op: