In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Bulgarije in 1987, was beschuldigd van mishandeling en vernieling. De feiten vonden plaats op 22 oktober 2017 te Rotterdam, waar de verdachte het slachtoffer met een brandblusser tegen het hoofd sloeg en een auto vernielde die aan het slachtoffer toebehoorde. In eerste aanleg werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, maar de advocaat-generaal stelde hoger beroep in en vorderde dat het vonnis zou worden vernietigd en dat de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst zou worden voor een jaar.
Het hof heeft de zaak onderzocht en vastgesteld dat de verdachte lijdt aan schizofrenie en een verstandelijke beperking. De deskundigen concludeerden dat de verdachte ten tijde van de feiten niet toerekeningsvatbaar was. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de zwaarste aanklacht, maar de mishandeling en vernieling zijn bewezen verklaard. De verdachte werd als ontoerekeningsvatbaar beschouwd en het hof heeft besloten tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar, met het oog op de veiligheid van anderen en de noodzaak van behandeling.
De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van de feiten, de psychische toestand van de verdachte en de adviezen van deskundigen. Het hof heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, maar gelastte wel de plaatsing in een psychiatrische instelling.