ECLI:NL:GHDHA:2018:2688

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2018
Publicatiedatum
12 oktober 2018
Zaaknummer
22-000744-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Rotterdam inzake mishandeling en vernieling met brandblusser

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Bulgarije in 1987, was beschuldigd van mishandeling en vernieling. De feiten vonden plaats op 22 oktober 2017 te Rotterdam, waar de verdachte het slachtoffer met een brandblusser tegen het hoofd sloeg en een auto vernielde die aan het slachtoffer toebehoorde. In eerste aanleg werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, maar de advocaat-generaal stelde hoger beroep in en vorderde dat het vonnis zou worden vernietigd en dat de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst zou worden voor een jaar.

Het hof heeft de zaak onderzocht en vastgesteld dat de verdachte lijdt aan schizofrenie en een verstandelijke beperking. De deskundigen concludeerden dat de verdachte ten tijde van de feiten niet toerekeningsvatbaar was. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de zwaarste aanklacht, maar de mishandeling en vernieling zijn bewezen verklaard. De verdachte werd als ontoerekeningsvatbaar beschouwd en het hof heeft besloten tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar, met het oog op de veiligheid van anderen en de noodzaak van behandeling.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van de feiten, de psychische toestand van de verdachte en de adviezen van deskundigen. Het hof heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, maar gelastte wel de plaatsing in een psychiatrische instelling.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000744-18
Parketnummer: 10-209159-17
Datum uitspraak: 12 oktober 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 13 februari 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Bulgarije) op [geboortejaar] 1987,
[BRP-adres],
thans gedetineerd in [PI].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 28 september 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde ontslagen van alle rechtsvervolging. Voorts is door de rechtbank aan de verdachte de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van 1 jaar opgelegd.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 22 oktober 2017 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij] opzettelijk van het leven te beroven, hem een of meermalen met een brandblusser op/tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij, op of omstreeks 22 oktober 2017 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen hem eenmaal met een brandblusser op/tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij, op of omstreeks 22 oktober 2017 te Rotterdam [benadeelde partij] heeft mishandeld door hem eenmaal met een brandblusser op/tegen het hoofd te slaan;
2.
hij, op of omstreeks 22 oktober 2017 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een auto (met kenteken [X]), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde partij] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging, met plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van 1 jaar.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling overweegt het hof het volgende.
Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat de verdachte vol opzet had om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De vraag is vervolgens of wel kan worden geoordeeld dat bij de verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het hof beantwoordt die vraag ontkennend. De verdachte heeft het slachtoffer geslagen met een klein model brandblusser van 30 tot 40 cm lang en met een doorsnee van 10 cm. Niet duidelijk is met welke kracht de verdachte heeft geslagen, of de brandblusser waarmee hij sloeg gevuld of leeg was en of de verdachte gericht naar het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat zich een aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel heeft voorgedaan en moet de verdachte ook van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
meer subsidiair:
hij, op
of omstreeks22 oktober 2017 te Rotterdam [benadeelde partij] heeft mishandeld door hem
eenmaalmet een brandblusser
op/tegen het hoofd te slaan;
2.
hij, op
of omstreeks22 oktober 2017 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een auto (met kenteken [X]),
in elk geval enig goed, datdiegeheel of ten dele aan een ander, te wetenaan [benadeelde partij] toebehoorde, heeft
vernield,beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:

mishandeling.

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Strafbaarheid van de verdachte
Over de strafbaarheid van de verdachte overweegt het hof, grotendeels overeenkomstig de overwegingen van de rechtbank, het volgende.
Rapporten
Het Pro Justitia-rapport van G.H.E. van Hoecke, psychiater, d.d. 23 december 2017 houdt kort samengevat het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van schizofrenie, multipele episodes, en een stoornis in gebruik van cannabis. Daarnaast zijn er sterke aanwijzingen voor een verstandelijke beperking.
Gezien de aanwezigheid van een floride psychotisch toestandsbeeld, is afgezien van de (verdere) diagnose van een persoonlijkheidsstoornis.
Ten tijde van het ten laste gelegde maakte de verdachte een acute episode van een psychose door. Hij heeft een zeer uitgebreid waansysteem ontwikkeld, waardoor zijn eigen maatschappelijk disfunctioneren door zijn grootheidswanen overdekt wordt. De grootheidswanen zijn een substituut om zijn disfunctioneren in de realiteit te camoufleren. De verdachte situeert door middel van zijn waansysteem de oorzaak voor zijn falen bij zijn moeder en stiefvader.
Geadviseerd wordt de verdachte de ten laste gelegde feiten geheel niet toe te rekenen, omdat de verdachte in zijn handelwijze geheel vanuit zijn waangedachten als deel van een psychose werd gestuurd.
Het Pro Justitia-rapport van R.S. Turk, psycholoog, d.d. 7 december 2017 houdt onder meer het volgende in.
De verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een waanstoornis en aan een stoornis in cannabisgebruik. Hij is voorts lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een matige verstandelijke beperking. Zijn stoornissen en gebrekkige ontwikkeling beïnvloedden ten tijde van het ten laste gelegde de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte. De verstandelijke beperking en de waanstoornis maken dat de realiteitstoetsing van de verdachte gemankeerd is. Hij voelt zich benadeeld en tekortgedaan, wordt woedend en reageert impulsief. Zijn zicht op de werkelijkheid en zijn zelfredzaamheid zijn zeer beperkt. De verdachte is niet goed in staat zijn wil in vrijheid te bepalen.
Geadviseerd wordt de verdachte als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen ten aanzien van de ten laste gelegde feiten.
Oordeel hof
Hoewel de conclusies van de deskundigen enigszins verschillen, zijn de conclusies met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte gelijkluidend. Nu deze conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt het hof die conclusies over. De verdachte wordt door het hof voor beide bewezen verklaarde feiten volledig ontoerekeningsvatbaar geacht.
Gelet op het voorgaande gaat het hof voorbij aan de stelling van de raadsman dat de verdachte wel toerekeningsvatbaar was en dat zijn psychose kortdurend was en werd veroorzaakt door cannabisgebruik.
De verdachte is derhalve ter zake van het onder 1 meer subsidiair en onder 2 bewezen verklaarde niet strafbaar en zal daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Motivering maatregel
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof neemt daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft het slachtoffer mishandeld door hem met een brandblusser tegen het hoofd te slaan. Daarmee heeft de verdachte het slachtoffer pijn en letsel bezorgd. Daarnaast heeft de verdachte de auto van het slachtoffer beschadigd en daarmee overlast en schade veroorzaakt.
De verdachte werd door zijn waanideeën tot het plegen van de bewezen verklaarde feiten gedreven.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 17 september 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor misdrijven, waaronder tot twee maal toe in 2016 voor geweldsdelicten in de huiselijke sfeer, gericht tegen zijn moeder.
De hiervoor genoemde psychiater en psycholoog concluderen en adviseren voor wat betreft het opleggen van een straf of maatregel als volgt.
De deskundigen achten de kans op recidive hoog indien de verdachte niet wordt behandeld. Het is noodzakelijk de verdachte, wiens ziekte-inzicht afwezig of nihil is, in een gedwongen kader te behandelen. De deskundigen adviseren plaatsing van de verdachte in een psychiatrische instelling in het kader van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, voor de duur van één jaar. Zij zijn daarbij van opvatting dat de verdachte idealiter behandeld dient te worden in het SGLVG-circuit (Sterk Gedragsgestoord Licht Verstandelijk Gehandicapten).
De reclassering sluit zich in haar rapport van 17 januari 2018 aan bij het advies van de psychiater en de psycholoog. Wel wordt er door de reclassering op gewezen dat het van groot belang is dat de verdachte in het kader van nazorg ook na afloop van de maatregel begeleid zal worden.
Het hof heeft in het kader van de op te leggen maatregel gelet op de ernst van de ziekte van de verdachte, de ziekteduur, alsmede de aard en de ernst van de gepleegde strafbare feiten.
Op grond van de adviezen van de deskundigen alsmede het rapport van de reclassering is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis eisen, aangezien de verdachte vanuit zijn psychiatrische problematiek tot de bewezenverklaarde feiten is gekomen en de kans op herhaling zonder behandeling groot is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 37, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld.
Verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging.
Gelast de plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor een termijn van
1 (één) jaar.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout,
mr. A.J.M. Kaptein en mr. W.M. Limborgh, in bijzijn van de griffier mr. S. Johannes.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 oktober 2018.