ECLI:NL:GHDHA:2018:2684

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2018
Publicatiedatum
12 oktober 2018
Zaaknummer
22-001921-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Den Haag inzake diefstal met braak, poging tot woninginbraak en fietsendiefstal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal met braak uit een auto, poging tot woninginbraak en fietsendiefstal met braak uit een schuur. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten onder 2, 4 en 5, en heeft de vrijspraak van feit 1 gehandhaafd. De strafmotivering is gebaseerd op de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij het hof rekening heeft gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat de verdachte is vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit. Het hof heeft de verdachte onder toezicht van de reclassering gesteld als bijzondere voorwaarde voor de voorwaardelijke straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001921-18
Parketnummer: 09-827158-17
Datum uitspraak: 12 oktober 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 30 april 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1979,
[BRP-adres],
thans gedetineerd in de [PI].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 28 september 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarbij is de opschorting van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven. Voorts is een beslissing gegeven op de vordering van de benadeelde partij, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover nog aan de orde - ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 17 juli 2016 tot en met 18 juli 2016 te Alphen aan den Rijn met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning aan de [adres] twee, althans een (zilver) bestekset(s) en/of een armband, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen bestekset(s) en/of armband onder zijn bereik te hebben gebracht door een toegangsdeur van/in die woning te forceren;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen of omstreeks de periode van 29 juli 2016 tot en met 30 juli 2016 te Alphen aan den Rijn met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een auto (merk Audi, kenteken [x]) een laptop en/of een krijtstick, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen laptop en/of krijtstick onder zijn bereik te hebben gebracht door een of meer ruit(en) in/van die auto te forceren;
4.
hij op of omstreeks 10 oktober 2016 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen uit een woning aan de Broerelaan diverse/een goed(eren) en/of geld van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3] en/of [aangever 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, zich naar die woning heeft begeven en/of een poort heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 09 oktober 2016 tot en met 10 oktober 2016 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een garage/schuur aan de [adres] een fiets (merk Stevens, kleur zwart), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 5] en/of [aangever 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen fiets onder zijn bereik te hebben gebracht door de deur(en) van/in die garage/schuur te forceren.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 3 ten laste gelegde niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep en ter zake van het onder 1, 2, 4 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde
De raadsvrouw heeft betoogd dat het enkele aantreffen van een sigarettenpeuk met daarop DNA-materiaal van de verdachte op de plaats delict van het onder 1 tenlastegelegde, onvoldoende wettig en overtuigend bewijs oplevert dat de verdachte die diefstal heeft gepleegd. De verdachte dient dan ook van dat feit te worden vrijgesproken, aldus de raadsvrouw.
Dit verweer slaagt.
Het hof is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om in dit geval de sigarettenpeuk en het daarop aangetroffen DNA-materiaal van de verdachte als daderspoor aan te merken. Uit het proces-verbaal van bevindingen wordt onvoldoende duidelijk op welke wijze en in welke staat de sigarettenpeuk is aangetroffen. Bovendien is niet bekend of er as in de woning is aangetroffen, waaruit zou kunnen volgen dat de sigaret daar is gerookt. Dit maakt dat er verschillende scenario’s denkbaar – en niet uit te sluiten - zijn over de wijze waarop de sigarettenpeuk op de plaats delict is terechtgekomen, waaronder scenario’s waarin de verdachte niet de dader van de woninginbraak is.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij
op een of meer tijdstip(pen) gelegen of omstreeksinde periode van 29 juli 2016 tot en met 30 juli 2016 te Alphen aan den Rijn met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een auto (merk Audi, kenteken [x]) een laptop en
/ofeen krijtstick,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [aangever 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft
en/of die/dat weg te nemen laptop en/of krijtstick onder zijn bereik te hebben gebrachtdoor een
of meerruit
(en) in/van die auto te forceren;
4.
hij op
of omstreeks10 oktober 2016 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen uit een woning aan de Broerelaan diverse/een goed(eren) en/of geld van zijn gading,
geheel of ten deletoebehorende aan [aangever 3] en/of [aangever 4],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachteen zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn bereik te brengendoor middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming, zich naar die woning heeft begeven en
/ofeen poort heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij
op een of meer tijdstip(pen) gelegenin
of omstreeksde periode van 09 oktober 2016 tot en met 10 oktober 2016 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een
garage/schuur aan de Willem Klooslaan een fiets (merk Stevens, kleur zwart),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [aangever 5] en/of [aangever 6],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft
en/of die/dat weg te nemen fiets onder zijn bereik te hebben gebrachtdoor de deur
(en)van
/indie
garage/schuur te forceren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met braak uit een auto, een poging tot woninginbraak en fietsendiefstal met braak uit een schuur. De verdachte heeft met zijn handelen blijk gegeven van een gebrek aan respect voor andermans eigendom en heeft voorts inbreuk gemaakt op de privacy van de slachtoffers. Diefstal is een feit dat naast financiële schade voor de benadeelden ook onrustgevoelens en overlast met zich meebrengt. Een poging tot woninginbraak veroorzaakt bovendien doorgaans angst en gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 september 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van misdrijven, onder andere tot gevangenisstraf voor soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Omdat het hof minder feiten bewezen verklaart dan de rechtbank, komt het hof tot een lagere straf.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur met daarbij verplicht reclasseringscontact als bijzondere voorwaarde, een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.658,25.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Daarom zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland te Den Haag en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout,
mr. A.J.M. Kaptein en mr. W.M. Limborgh, in bijzijn van de griffier mr. S. Johannes.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 oktober 2018.