ECLI:NL:GHDHA:2018:2677
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging vonnis inzake verdeling van gemeenschappelijke woning en financiële verplichtingen na beëindiging samenleving
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verdeling van een gemeenschappelijke woning en de financiële verplichtingen tussen een vrouw en een man na de beëindiging van hun samenleving. De vrouw, appellante, had in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 23 augustus 2017. In dat vonnis was haar vordering tot betaling van € 50.000,- door de man afgewezen. De vrouw stelde dat zij van haar ouders een schenking van € 100.000,- had ontvangen, die zij had gebruikt om de hypothecaire lening van de gemeenschappelijke woning af te lossen. De man betwistte deze schenking en stelde dat het bedrag aan hen beiden was geschonken.
Het hof oordeelde dat de schenking daadwerkelijk alleen aan de vrouw was gedaan en dat zij hierdoor een vordering op de man had van € 50.000,-. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en veroordeelde de man om dit bedrag aan de vrouw te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast oordeelde het hof dat de vrouw de helft van de notariële kosten voor de verdeling van de woning moest betalen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten droegen. Het hof benadrukte dat de redelijkheid en billijkheid een belangrijke rol spelen in de relatie tussen de deelgenoten.