ECLI:NL:GHDHA:2018:2655

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2018
Publicatiedatum
11 oktober 2018
Zaaknummer
001310-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van voorzitter en oudste raadsheer in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 oktober 2018 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de voorzitter en oudste raadsheer in een strafzaak. Het verzoek tot wraking werd ingediend door de gemachtigde van verzoekster, die op 19 september 2018 tijdens een zitting in de beklagkamer zijn bezwaren naar voren bracht. De wrakingsgronden waren gebaseerd op de vrees voor partijdigheid van de voorzitter, mr. J.W. Wabeke, en de oudste raadsheer, mr. T.P.L. Bot. De wrakingskamer heeft het verzoek op 28 september 2018 behandeld, waarbij de gemachtigde en de advocaat-generaal hun standpunten hebben uiteengezet.

De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid of partijdigheid van de betrokken rechters. De voorzitter had eerder in de beklagkamer gezeten, maar dit op zich was onvoldoende om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. Ook de functie van mr. T.P.L. Bot als plaatsvervangend Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid bood geen grond voor de vrees van de gemachtigde. De wrakingskamer benadrukte dat rechters op grond van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.

Uiteindelijk heeft het hof het verzoek tot wraking afgewezen, met de conclusie dat er geen feiten of omstandigheden waren die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleverden. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer bestaande uit mrs. I.E. de Vries, J.M. van de Poll en M.E. Honée, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

AV-nummer : 001310-18
Kenmerk hoofdzaak : K18/220287
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken
inzake het mondeling verzoek tot wraking, als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van een klaagschrift, ingediend op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: artikel 12 Sv) door:

[verzoekster],

gevestigd te [plaatsnaam],
verzoekster.

Het geding

In de beklagzaak onder genoemd kenmerk heeft op 19 september 2018 een zitting van de meervoudige raadkamer beklagzaken plaatsgevonden, alwaar mrs. J.W. Wabeke (voorzitter), T.P.L. Bot (oudste raadsheer) en L.A. Pit (jongste raadsheer) zitting hadden.
Bij mondeling verzoek van 19 september 2018 heeft de heer [gemachtigde], in de hoedanigheid van directeur en gemachtigde van [verzoekster], namens verzoekster een verzoek tot wraking van genoemde voorzitter en de oudste raadsheer gedaan.
De voorzitter en de oudste raadsheer hebben niet in de wraking berust.
De wrakingskamer heeft het verzoek op 28 september 2018 in raadkamer behandeld, waar de gemachtigde is gehoord. De advocaat-generaal mr. dr. M.E. de Meijer heeft haar standpunt uiteengezet.

Het wrakingsverzoek

5. Uit het proces-verbaal van het in raadkamer gehouden onderzoek volgt dat de gemachtigde ter zitting van 19 september 2018 – zakelijk weergegeven – de volgende wrakingsgronden naar voren heeft gebracht:
Ten aanzien van mr. J.W. Wabeke:
Dat hij lid was van de beklagkamer in 2013 die de beschikking met kenmerk K13/0331 heeft gewezen, waarvan verzoekster heeft vastgesteld dat veel ernstige omissies in de beoordeling staan vermeld.
Ten aanzien van mr. T.P.L. Bot:
Dat hij in de periode 2012-2014 directeur Strategie en Bedrijfsvoering van de NCTV was, naast zijn functie als plaatsvervangend Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, in het licht bezien van de door verzoekster ingediende klacht tegen NCTV.
Op de wrakingszitting van 28 september 2018 heeft de gemachtigde nieuwe gronden voor wraking naar voren gebracht.
6. Uit de schriftelijke reactie van mr. J.W. Wabeke volgt dat op 19 september 2018 aan de gemachtigde in raadkamer is medegedeeld dat zijn zaak een hernieuwde en onbevangen behandeling kreeg omdat de beklagkamer in de argumentatie van verzoekster enkele nieuwe argumenten had gelezen die niet eerder waren behandeld. Het was de intentie om verzoekster een nieuwe behandeling te gunnen en om hem duidelijkheid te verschaffen. Met deze aanpak zou de gemachtigde ook de gelegenheid krijgen alsnog een ontvankelijk wrakingsverzoek jegens de voorzitter in te dienen. Noch in de behandeling in 2013, noch bij de hernieuwde behandeling ziet de voorzitter enige grond voor de vrees van gemachtigde voor een beoordeling door hem wegens partijdigheid of vooringenomenheid.
7. Uit de schriftelijke reactie van mr. T.P.L. Bot volgt dat hem niet bekend is dat hij in de periode 2012-2014 in zijn functie van plaatsvervangend Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), tevens directeur Strategie en bedrijfsvoering van de NCTV met verzoekster in aanraking is gekomen, dan wel enige beslissing ten aanzien van verzoekster heeft genomen.
8. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen, nu er gelet op de feiten en omstandigheden naar objectieve maatstaven zowel bij mr. J.W. Wabeke als mr. T.P.L. Bot geen sprake is van enige schijn van vooringenomenheid of partijdigheid.

Beoordeling van het wrakingsverzoek

9. Ten aanzien van de nieuwe gronden voor wraking die door de gemachtigde op de wrakingszitting van 28 september 2018 naar voren zijn gebracht overweegt het hof dat de gemachtigde op grond van artikel 513, derde lid van het Wetboek van Strafvordering verplicht is alle feiten en omstandigheden die hem tot zijn wrakingsverzoek brengen, tegelijk voor te dragen. De door de gemachtigde op de zitting van 28 september 2018 opgegeven nieuwe gronden voor wraking zijn derhalve niet aan de orde.
10. Ten aanzien van de wrakingsgronden die door de gemachtigde op de zitting van 19 september 2018 naar voren zijn gebracht overweegt het hof dat de rechter volgens vaste jurisprudentie uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de gemachtigde dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
11. Uit het onderzoek ter zitting is de wrakingskamer niet van een uitzonderlijke omstandigheid gebleken die een dergelijke zwaarwegende aanwijzing oplevert. Het hof overweegt daartoe dat de door de gemachtigde aangevoerde wrakingsgronden naar het oordeel van de wrakingskamer geen aanwijzing van vooringenomenheid dan wel schijn van vooringenomenheid opleveren. Het enkele feit dat mr. J.W. Wabeke eerder in de beklagkamer heeft gezeten die het beklag van verzoekster in 2013 heeft afgewezen en het gegeven dat mr. T.P.L. Bot de functie van plaatsvervangend Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), tevens directeur Strategie en bedrijfsvoering van de NCTV heeft bekleed, leveren geen aanwijzing op voor het oordeel dat de betreffende voorzitter en/of raadsheer vooringenomenheid of schijn daartoe koesteren.
Ook overigens zijn er geen feiten en omstandigheden gebleken die een uitzonderlijke omstandigheid in voornoemde zin opleveren.
Gelet op het vorenstaande dient op het verzoek tot wraking te worden beslist als hieronder weergegeven.

Beslissing

Het hof:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan verzoekster, genoemde voorzitter en oudste raadsheer en de advocaat-generaal.
Aldus gegeven op 10 oktober 2018 door mrs. I.E. de Vries, J.M. van de Poll en M.E. Honée,
in aanwezigheid van de griffier mr. C.M.A. Ellens-Veenhof.