In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag, waarin een machtiging is verleend om een jeugdige op te nemen in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp. De jeugdige, vertegenwoordigd door haar advocaat, heeft op 30 juli 2018 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 24 juli 2018. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming, heeft op 12 september 2018 een verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 september 2018 zijn zowel de jeugdige als de gecertificeerde instelling verschenen, terwijl de raad voor de kinderbescherming niet aanwezig was.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de kinderrechter heeft eerder het gezag van de ouders over de jeugdige beëindigd en de gecertificeerde instelling benoemd tot voogd. De kinderrechter heeft op 30 april 2018 een spoedmachtiging verleend voor opname in gesloten jeugdhulp, gevolgd door een machtiging op 8 mei 2018. De jeugdige is van mening dat de voorwaarden voor een gesloten plaatsing niet meer aanwezig zijn en verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en haar verblijf in een open setting te regelen.
Het hof heeft vastgesteld dat er nog steeds sprake is van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen bij de jeugdige, die haar ontwikkeling ernstig belemmeren. De jeugdige heeft recentelijk terugval in haar sociaal-emotionele ontwikkeling ervaren, wat heeft geleid tot incidenten in de gesloten accommodatie. Het hof concludeert dat de machtiging tot gesloten jeugdhulp nog steeds noodzakelijk is om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de jeugdhulp onttrekt. De beschikking van de kinderrechter wordt bekrachtigd, en de proceskosten worden gecompenseerd.