ECLI:NL:GHDHA:2018:2608
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Verlenging machtiging uithuisplaatsing van minderjarigen; weigerachtige medewerking van de ouder aan de gecertificeerde instelling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter, verleende al jarenlang geen medewerking aan de uitvoering van de taken van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland. De moeder was het niet eens met de beslissing van de kinderrechter om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen en verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder niet had aangetoond dat de rechtsgrond voor de verlenging van de machtiging ontbrak. De moeder had in haar beroepschrift theoretische beschouwingen gepresenteerd, maar geen concrete onderbouwing gegeven voor haar stelling dat zij in staat was om de zorg voor de minderjarigen op zich te nemen. Het hof oordeelde dat de belangen van de minderjarigen voorop stonden en dat de moeder niet had aangetoond dat zij de belangen van de kinderen vooropstelde. De rechtbank had wel degelijk getoetst aan artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en had de inbreuk op het gezinsleven van de moeder gerechtvaardigd geacht, gezien de bescherming van de minderjarigen. Het hof bekrachtigde de beschikking van de kinderrechter en wees het verzoek van de moeder af.