ECLI:NL:GHDHA:2018:2579
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schuldsanering wegens niet voldoen aan kernverplichtingen
In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin haar verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat [appellante] niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat zij de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling zou nakomen. Het hof heeft de zaak op 29 mei 2018 behandeld, waarbij [appellante] werd bijgestaan door haar advocaat, mr. S. Epema. Tijdens de mondelinge behandeling verklaarde [appellante] dat zij bereid was haar voltijdopleiding te beëindigen om in aanmerking te komen voor de schuldsaneringsregeling, maar dat haar voorkeur uitging naar het voltooien van haar opleiding. Het hof oordeelde dat het volgen van een voltijdopleiding niet verenigbaar is met de verplichting om 36 uur per week beschikbaar te zijn voor werk, wat essentieel is voor het genereren van baten voor de boedel. Het hof concludeerde dat [appellante] onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat zij in staat was om aan de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling te voldoen. Daarnaast bleek uit de crediteurenlijst dat er schulden waren ontstaan in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek, wat ook een beletsel vormde voor toelating tot de regeling. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en concludeerde dat het voor [appellante] nog te vroeg was om tot de schuldsaneringsregeling te worden toegelaten, hoewel er mogelijkheden voor de toekomst werden geschetst als haar situatie zou verbeteren.