ECLI:NL:GHDHA:2018:2577
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schuldsanering op basis van onherroepelijke veroordeling en gebrekkige informatieverstrekking
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het verzoek van appellanten om de schuldsaneringsregeling op hen van toepassing te verklaren. Appellanten, een echtpaar, hadden schulden die voortvloeien uit een onherroepelijke veroordeling voor valsheid in geschrifte, die minder dan vijf jaar voor de indiening van hun verzoek onherroepelijk was geworden. Het hof verwijst naar een eerder tussenarrest van 7 november 2017, waarin appellanten de gelegenheid kregen om nadere gegevens over hun schulden en boetes op grond van de Wet Mulder te overleggen. Appellanten gaven aan dat zij instemden met het opvragen van justitiële documentatie, maar hebben niet voldoende duidelijkheid gegeven over hun financiële situatie en de reden van hun schulden.
Het hof oordeelde dat appellanten niet te goeder trouw waren geweest in de jaren 2012 tot 2015, waarin zij geen aflossingen hebben gedaan op hun schulden. Ondanks hun verklaring dat zij in China verbleven om voor de zieke moeder van de appellante te zorgen, hebben zij geen inzicht gegeven in hun inkomsten gedurende deze periode. Bovendien hebben zij nagelaten het hof volledig te informeren over hun situatie, waaronder recente veroordelingen die verband houden met hun schulden. Het hof concludeerde dat appellanten niet in staat waren om de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling na te komen en dat de gebrekkige informatieverstrekking niet het gevolg was van opzet, maar van onbegrip en taalproblemen.
Uiteindelijk heeft het hof het verzoek van appellanten om de schuldsaneringsregeling toe te passen afgewezen en het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 15 september 2017 bekrachtigd. De uitspraak benadrukt het belang van volledige en transparante informatieverstrekking door schuldenaren in het kader van een schuldsaneringsprocedure.