Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Turkije in 1974, was ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep gedetineerd. Het hof heeft het onderzoek gebaseerd op de stukken van de eerste aanleg en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep op 7 september 2018. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zou worden bevestigd, maar het hof kwam tot een andere conclusie.
De verdachte was eerder veroordeeld voor schuldheling van een fiets, die hij op of omstreeks 25 januari 2018 in 's-Gravenhage had verworven. De tenlastelegging stelde dat hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Het hof oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was voor deze aanname. Er ontbrak ander bewijs, zoals een aangifte van diefstal of een weggevijld framenummer, dat de criminele herkomst van de fiets kon aantonen.
Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij het ten laste gelegde had begaan. Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken. Tevens is de teruggave van de in beslag genomen fiets aan de verdachte gelast. Dit arrest is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de zitting.