ECLI:NL:GHDHA:2018:2526

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 augustus 2018
Publicatiedatum
28 september 2018
Zaaknummer
22-004359-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van eenvoudige mishandeling na hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam, dat op 4 oktober 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1983, was in eerste aanleg veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 20 uren, met een proeftijd van 2 jaren, voor het ten laste gelegde feit van eenvoudige mishandeling. De advocaat-generaal had in hoger beroep gevorderd dat de verdachte van het ten laste gelegde zou worden vrijgesproken.

Het hof heeft het dossier bestudeerd, inclusief de aangifte van de aangever en de verklaringen van getuigen. De aangever had op 18 oktober 2015 aangifte gedaan van mishandeling, waarbij hij beweerde dat de verdachte een lege bierfles tegen zijn hoofd had gegooid. Echter, het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De foto’s van de aangever toonden verwondingen, maar er was geen duidelijke datum waarop deze waren genomen, en getuigen bevestigden de verklaring van de verdachte dat zij geen bierfles had gegooid.

Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij, die € 300,- schadevergoeding had geëist, niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken. De kosten die de verdachte had gemaakt in verband met de verdediging tegen de vordering werden begroot op nihil. Het arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op de openbare zitting.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004359-17
Parketnummer: 10-114113-16
Datum uitspraak: 24 augustus 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 4 oktober 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1983,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 10 augustus 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Vordering advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte van het haar ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het haar ten laste gelegde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is er een beslissing genomen omtrent de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 18 oktober, te Rotterdam, [aangever] heeft mishandeld door een lege bierfles
tegen het hoofd te gooien waardoor voornoemde [aangever] pijn en/of letsel heeft opgelopen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd.
Het hof overweegt hiertoe het volgende.
In het dossier bevinden zich foto’s van de aangever waarop verwondingen in het gezicht te zien zijn. Wegens het ontbreken van een datum kan niet worden vastgesteld wanneer ze zijn gemaakt. De aangever heeft op 23 oktober 2015 aangifte gedaan bij de politie van eenvoudige mishandeling. De verbalisant die de aangifte heeft opgenomen, heeft in het proces-verbaal aangifte niet genoteerd dat hij bij de aangever letsel heeft waargenomen. Bovendien is het letsel niet door de getuigen waargenomen toen de aangever de woning waar het voorval zou hebben plaatsgevonden, heeft verlaten. Daarnaast bevinden zich in het dossier verklaringen van getuigen die op 24 april 2018 bij de raadsheer-commissaris zijn gehoord, die de verklaring van de verdachte dat zij geen bierfles heeft gegooid, bevestigen.
De verdachte dient derhalve van het tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Vordering tot schadevergoeding [aangever]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 300,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 75,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.

Vordering van de benadeelde partij [aangever]

Verklaart de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. A.J.M. Kaptein, mr. C.H.M. Royakkers en mr. A.M. Zwaneveld, in bijzijn van de griffier mr. M.S. Ferenczy.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 augustus 2018.
Mr. A.M. Zwaneveld is buiten staat dit arrest te ondertekenen.