ECLI:NL:GHDHA:2018:2525

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 augustus 2018
Publicatiedatum
28 september 2018
Zaaknummer
22-001818-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na verstrijken termijn

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie, en heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Echter, het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep, omdat het hoger beroep te laat is ingesteld. Volgens artikel 408 van het Wetboek van Strafvordering moet hoger beroep binnen veertien dagen na de einduitspraak worden ingesteld. De eerste terechtzitting in eerste aanleg vond plaats op 20 november 2017, maar de verdachte was niet verschenen. De zaak werd aangehouden tot 20 februari 2018, waar de verdachte te laat verscheen. Het hof concludeert dat de verdachte op de hoogte was van de datum van de terechtzitting en had moeten weten dat zij binnen de termijn van veertien dagen hoger beroep moest instellen. Aangezien het hoger beroep pas op 1 mei 2018 werd ingesteld, na het verstrijken van de termijn, heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001818-18
Parketnummer: 10-162484-17
Datum uitspraak: 30 augustus 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 20 februari 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1999,
[adres].
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het haar ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 30 augustus 2018 gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep, nu er door de verdachte te laat hoger beroep is ingesteld.
Het hof stelt voorop dat op grond van artikel 408, eerste lid, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering het hoger beroep binnen veertien dagen na de einduitspraak moet worden ingesteld, indien – onder meer - zich anderszins een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de dag van de terechtzitting of van de nadere terechtzitting de verdachte tevoren bekend was.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep blijkt dat de eerste terechtzitting in eerste aanleg op 20 november 2017 heeft plaatsgevonden. Uit het proces-verbaal van die zitting blijkt dat de verdachte niet is verschenen, waardoor de zaak voor bepaalde tijd is aangehouden tot 20 februari 2018. Uit de door de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde aantekeningen van de griffier van de zitting van 20 november 2017 blijkt dat de verdachte op voornoemde zitting – nadat de zaak al bepaald was aangehouden – alsnog en derhalve te laat is verschenen met haar moeder. De kinderrechter heeft toen aan hen medegedeeld dat de zaak voor bepaalde tijd was aangehouden en wel tot 20 februari 2018. De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd dat de verdachte op die zitting te laat is verschenen.
Gelet hierop is het hof van oordeel dat zich een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de verdachte tevoren bekend was met de dag van de terechtzitting in eerste aanleg. De verdachte had derhalve volgens de wet hoger beroep dienen in te stellen binnen veertien dagen na de op 20 februari 2018 in eerste aanleg gegeven einduitspraak.
Nu het hoger beroep eerst na het verstrijken van die termijn is ingesteld op 1 mei 2018, dient de verdachte daarin niet-ontvankelijk te worden verklaard.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen, mr. R.F. de Knoop en mr. A.L. Frenkel, in bijzijn van de griffier mr. M.V. Lievers-Roza.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 augustus 2018.
Mr. A.L. Frenkel is buiten staat dit arrest te ondertekenen.