ECLI:NL:GHDHA:2018:2486

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2018
Publicatiedatum
26 september 2018
Zaaknummer
BK-18/00024 en 18/00025
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot specifieke zorgkosten en scholingsuitgaven

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2010 en 2011. De belanghebbende, vertegenwoordigd door gemachtigde J. Borgstijn, had bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen die door de Inspecteur van de Belastingdienst waren opgelegd. De Inspecteur had de aftrek van specifieke zorgkosten en scholingsuitgaven geweigerd, omdat de belanghebbende geen bewijs had overgelegd ter onderbouwing van deze aftrekken.

De belanghebbende had voor het jaar 2010 een belastbaar inkomen uit werk en woning aangegeven van € 22.288, waarbij hij specifieke zorgkosten en scholingsuitgaven als persoonsgebonden aftrekposten had opgevoerd. De Inspecteur had echter geen bewijs ontvangen dat deze uitgaven daadwerkelijk waren gedaan. De belanghebbende stelde dat hij door omstandigheden, waaronder de weigering van zijn ex-partner om informatie te verstrekken, niet in staat was om de gevraagde bewijsstukken te overleggen.

De Rechtbank had eerder de bezwaren van de belanghebbende gegrond verklaard, maar de Inspecteur had na nieuwe uitspraken op bezwaar de bezwaren opnieuw ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft het Hof geoordeeld dat de bewijslast voor de geclaimde aftrekposten bij de belanghebbende ligt. Het Hof concludeerde dat de belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd voor de door hem opgevoerde uitgaven en dat de Inspecteur terecht de aftrekken had geweigerd. Het hoger beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-18/00024 en 18/00025

Uitspraak van 26 september 2018

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: J. Borgstijn)
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, de Inspecteur,

(vertegenwoordigers: P.C.M. Breukel en H.B. van Houten)
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 14 december 2017, nummers SGR 17/5039 en 17/5040, betreffende de hierna onder 1.1 vermelde navorderingsaanslagen en beschikkingen.

Navorderingsaanslagen, beschikkingen, bezwaren en geding in eerste aanleg

BK-18/00024
1.1.1.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.917. Bij gelijktijdig gegeven beschikking heeft de Inspecteur aan belanghebbende een bedrag van € 103 aan heffingsrente in rekening gebracht.
BK-18/00025
1.1.2.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.584. Bij gelijktijdig gegeven beschikking heeft de Inspecteur aan belanghebbende een bedrag van € 61 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Beide zaken
1.2.
Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren tegen de hiervoor vermelde navorderingsaanslagen niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De Rechtbank heeft bij uitspraak van 26 oktober 2016, nummers SGR 16/5964 en 16/5965, de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de Inspecteur opgedragen nieuwe uitspraken op bezwaar te doen, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 496 en vergoeding van het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 gelast.
1.4.
Bij nieuwe uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren tegen de navorderingsaanslagen afgewezen.
1.5.
Belanghebbende heeft tegen de onder 1.4 vermelde uitspraken op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 126. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2.
De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 12 september 2018, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

3.1.
Belanghebbende heeft voor het jaar 2010 een belastbaar inkomen uit werk en woning aangegeven van € 22.288. Hij heeft daarbij een bedrag van € 685 aan specifieke zorgkosten en een bedrag van € 944 aan scholingsuitgaven als persoonsgebonden aftrekpost in aanmerking genomen.
3.2.1.
De specifieke zorgkosten zijn als volgt samengesteld:
Uitgaven voor hulpmiddelen € 653
Dieetkosten
€ 950
Totaal uitgaven specifieke zorgkosten € 1.603
Af: drempel
€ 918
Totaal aftrekbaar bedrag specifieke zorgkosten € 685
3.2.2.
De scholingsuitgaven zijn als volgt samengesteld:
Uitgaven van belanghebbende zelf:
Cursus […] € 788
Af: drempel
€ 500
Totaal aftrekbaar bedrag scholingsuitgaven belanghebbende € 288
Uitgaven van de partner van belanghebbende:
Cursus […] € 1.156
Af: drempel
€ 500
Totaal aftrekbaar bedrag scholingsuitgaven partner € 656
3.3.
De Inspecteur heeft de aanslag IB/PVV 2010 overeenkomstig de door belanghebbende ingediende aangifte vastgesteld.
3.4.
Belanghebbende heeft voor het jaar 2011 een belastbaar inkomen uit werk en woning aangegeven van € 25.428. Hij heeft daarbij een bedrag van € 1.156 aan specifieke zorgkosten als persoonsgebonden aftrekpost in aanmerking genomen. De specifieke zorgkosten zijn als volgt samengesteld:
Uitgaven voor hulpmiddelen € 939
Dieetkosten € 950
Genees- en heelkundige hulp
€ 330
Totaal uitgaven specifieke zorgkosten € 2.219
Af: drempel
€ 1.063
Totaal aftrekbaar bedrag specifieke zorgkosten € 1.156
3.5.
De Inspecteur heeft de aanslag IB/PVV 2011 overeenkomstig de door belanghebbende ingediende aangifte vastgesteld.
3.6.
De aangifte IB/PVV 2010 en 2011 zijn ingevuld door de gemachtigde van belanghebbende.
3.7.
Bij brieven van 16 mei 2015 heeft de Inspecteur aan belanghebbende met betrekking tot de onderhavige jaren om informatie verzocht omdat uit onderzoek naar het aangiftegedrag van de gemachtigde was gebleken dat hij voor meerdere personen aangiften met onjuiste aftrekposten heeft gedaan. De Inspecteur heeft onder meer verzocht om rekeningen en betalingsbewijzen, vergoedingsspecificaties van de zorgverzekeraar van alle afgetrokken kosten, jaaroverzichten zorgkosten van de zorgverzekeraar, de naam en het BSN van de persoon die de opleiding volgde voor wie de uitgaven zijn afgetrokken, de naam van de opleiding, de begindatum en de (verwachte) einddatum van de opleiding en de reden waarom de opleiding werd gevold, alsmede een verklaring van de werkgever waarin staat of deze uitgaven wel of niet worden vergoed.
3.8.
De Inspecteur heeft geen reactie ontvangen op het verzoek om informatie. Met dagtekening 28 november 2015 respectievelijk 5 december 2015 heeft hij de onderhavige navorderingsaanslagen opgelegd en daarbij de uitgaven voor specifieke zorgkosten en scholing geweigerd.
3.9.
Belanghebbende heeft tegen de navorderingsaanslagen bezwaar gemaakt. De gemachtigde heeft namens belanghebbende aangevoerd dat in februari 2013 de relatie tussen belanghebbende en zijn partner is verbroken, dat zij uit woede en wraak toegang heeft verschaft tot de woning van belanghebbende en dat zij daarbij 'een aantal zaken heeft vernield, vernietigd en/of ontvreemd, waaronder ook alle belangrijke documenten/papieren met betrekking tot de jaren 2009 tot en met 2012'.
3.10.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard. De Rechtbank heeft de door belanghebbende daartegen ingestelde beroepen kennelijk gegrond verklaard en de Inspecteur opgedragen opnieuw uitspraak op bezwaar te doen (zie 1.3). Naar aanleiding daarvan heeft de Inspecteur belanghebbende bij brief van 9 november 2016 onder meer verzocht om de naam en de geboortedatum van degene voor wie de hulpmiddelen bestemd waren, een omschrijving van de ziekte of handicap, een beschrijving van de hulpmiddelen, alsmede om de hiervoor onder 3.7 vermelde gegevens en bescheiden. Partijen hebben vervolgens diverse malen schriftelijk, telefonisch en mondeling contact gehad met elkaar, waarbij belanghebbende steeds te kennen heeft gegeven dat de gevraagde informatie niet kon worden verstrekt omdat een groot gedeelte van de uitgaven zien op kosten die gemaakt zijn door de ex-partner van belanghebbende en zij geen medewerking wil verlenen aan het verzamelen van de gevraagde informatie.

Oordeel van de Rechtbank

4. De Rechtbank heeft het volgende overwogen:
"7. Op 21 juni 2017 respectievelijk 6 juli 2017 [beide uitspraken dateren van 21 juni 2017;
Hof] heeft [de Inspecteur] opnieuw uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard. In geschil is of dit terecht is. [Belanghebbende] stelt dat dit niet het geval is omdat hij er alles aan gedaan heeft de bewijsstukken boven tafel te krijgen maar dit niet is gelukt omdat zijn voormalige partner daar niet aan mee wil werken. [Belanghebbende] vind[t] daarin een grond voor toepassing van artikel 63 (hardheidsclausule) van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
8. De bewijslast voor de geclaimde aftrekposten ligt bij [belanghebbende]. Dat [belanghebbende] kennelijk bewijsproblemen heeft maakt dit niet anders. [Belanghebbende] heeft de uitgaven voor specifieke zorgkosten en voor studie- en opleiding met geen enkel stuk gestaafd en ook verder niet aannemelijk gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [de Inspecteur] de uitgaven daarom terecht niet in aftrek toegelaten. [Belanghebbendes] beroep op de hardheidclausule kan hem in deze procedure niet baten omdat toepassing daarvan is voorbehouden aan de Minister van Financiën en daarop voor de bestuursrechter niet met vrucht een beroep kan worden gedaan."

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

5.1.
In geschil is of de Inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslagen terecht de uitgaven voor specifieke zorgkosten (jaren 2010 en 2011) en de scholingsuitgaven (jaar 2010) niet in aftrek heeft toegelaten.
5.2.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, alsmede tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar, de navorderingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente.
5.3.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

6.1.
Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat de navorderingsaanslagen op grond van 'force majeure' moeten worden vernietigd.
6.2.
Met de Rechtbank is het Hof van oordeel dat op belanghebbende de last rust aannemelijk te maken dat en in hoeverre hij uitgaven heeft gedaan voor specifieke zorgkosten en scholing. Belanghebbende heeft nagelaten - ook na daartoe meerdere malen door de Inspecteur in de gelegenheid te zijn gesteld - de in zijn aangiften opgevoerde posten nader toe te lichten, laat staan concreet te onderbouwen met bewijsstukken waaruit blijkt dat hij dergelijke uitgaven heeft gedaan. Belanghebbende heeft gesteld dat alle uitgaven zijn gedaan voor zijn ex-partner, dat zij niet wil meewerken de gevraagde informatie te leveren en dat bovendien van belang zijnde stukken door toedoen van zijn ex-partner zijn kwijtgeraakt dan wel zijn vernietigd. De door belanghebbende aangedragen omstandigheden komen echter voor rekening en risico van belanghebbende en vormen bovendien geen verklaring voor het feit dat (i) geen informatie is gegeven en geen bescheiden zijn overgelegd betreffende de door belanghebbende zelf gevolgde opleiding tot […] en (ii) belanghebbende geen enkele vraag van de Inspecteur heeft beantwoord (zie 3.7 en 3.10). Belanghebbende heeft geen begin van bewijs geleverd. De Inspecteur heeft derhalve terecht de in de aangiften opgevoerde uitgaven voor specifieke zorgkosten en de scholingsuitgaven niet in aftrek toegelaten.
6.3.
Het hoger beroep is ongegrond.

Proceskosten

7. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door F.G.F. Peters, Chr.Th.P.M. Zandhuis en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier A.S.H.M. Strik. De beslissing is op 26 september 2018 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.